
Op 30 oktober 1971 verscheen Nick Drake volgens afspraak voor de eerste van twee opnamesessies in de Londense Sound Techniques-studio. Elf basistracks zou hij daar op twee achtereenvolgende avonden opnemen. Behalve de singer-songwriter was alleen studiotechnicus John Wood aanwezig. Toen Wood hem na afloop van de tweede sessie vroeg welke arrangementen en overdubs hij erbij wilde hebben, antwoordde Drake: “Ik wil geen andere instrumenten erbij. Helemaal niets.” En zo zou Pink Moon – afgezien van de paar pianoklanken in het titelnummer – ook verschijnen. Zang en een akoestische gitaar, verder niets.
Een paar jaar daarvoor had Drake zijn debuut gemaakt met Five Leaves Left (1969), kort daarna gevolgd door Bryter Layter (1970). Twee platen vol razendknappe melancholieke folksongs die op de een of andere manier allebei vrijwel onopgemerkt bleven, zowel bij recensenten als bij de muziekliefhebbers. Na deze teleurstelling viel de van nature introverte muzikant ten prooi aan depressies en trok hij zich terug bij zijn ouders op het platteland van Tanworth-in-Arden. Tot hij zich anderhalf jaar later onverwacht weer bij Wood meldde met nieuwe liedjes.
Pink Moon kwam uit op 25 februari 1972, vandaag precies een halve eeuw geleden. De ontvangst was al even lauw als bij de eerste twee albums, misschien deels door de radicaal sobere ‘unplugged’ uitvoering, die zijn tijd ver vooruit was. Drake zou daarna steeds verder wegzakken in zijn depressies. In een brief aan zijn ouders schreef hij dat hij gefaald had in alles wat hij had ondernomen. In de nacht van 23 op 24 november 1974 nam hij een overdosis antidepressiva die een einde maakte aan zijn leven. Hij was 26 jaar oud.
Het is verleidelijk om al het werk van een artiest te zien in het licht van zo’n einde. Het maakt het moeilijk om nog onbevangen naar Drake’s muziek te luisteren. In zijn boek Nothing is real schrijft muziekjournalist David Hepworth: ‘Pink Moon sounded as though he was reconciled to failure’. En ook Amanda Petrusich, in haar mooie essay over het album in de boekenreeks ’33⅓’, ziet het album ondanks zichzelf als de weerslag van Drake’s neergang.
Toch is er veel dat die opvatting weerspreekt. Zoals het feit dat de zanger zelf aan zijn vader liet weten dat hij immens trots was op het album. En de stellige bewering van mensen uit zijn directe omgeving dat Drake alleen muziek kon maken als hij zich goed voelde. En ook, denk ik, als je alles wat je weet probeert te vergeten om het Pure Luisteren toe te passen: luisteren zonder voorkennis, zonder het leven van de artiest erbij te betrekken. Vergeet ook de eerdere twee albums of de vijf liedjes die Drake na Pink Moon nog opnam (waaronder het door merg en been gaande Black Dog). Gewoon de muziek op je af laten komen. Verstand op nul.
Als je dat probeert, valt op hoezeer de sober opgenomen liedjes en de gemompelde zang als vanzelf weelderige arrangementen en tegenmelodieën oproepen. Muziek die niet naar jou toe komt maar jou naar zich toe trekt – en vangt. Dat is het geheim van Nick Drake. Hoe kaal het geluid ook is, hoe kort de liedjes ook zijn – het hele album duurt krap 28 minuten – Pink Moon neemt je mee naar een wonderlijk landschap dat zich buiten de tijd lijkt te bevinden. Dat moet Drake zich gerealiseerd hebben toen hij tegen geluidstechnicus Wood zei dat hij geen overdubs wilde. Dat is geen berusting, dat is schoonheid tegenover leegte stellen. Dat kwam Drake in oktober 1971 in Londen doen.
Nick Drake heeft me nooit echt kunnen bekoren in de korte luistersessies die ik had. Maar dit is echt mooi geschreven, dus ik ga de plaat maar ook Black Dog nog eens goed beluisteren
LikeGeliked door 1 persoon