Begin dit jaar ontdekten muziekwetenschappers het geheim van de ‘groove’: dat ongrijpbare kenmerk van bepaalde nummers waardoor je gewoon niet stil kunt blijven zitten en wel móet gaan dansen. Die groove, vooral waargenomen in de soul en funk uit de jaren ’70 en ’80, blijkt het gevolg van de optimale combinatie van voorspelbaarheid en onvoorspelbaarheid. Een regelmatige beat met precies voldoende onregelmatige noten, net vóór of net na de tel. Dat vindt ons brein fijn, vanaf onze geboorte al.
En de ultieme groove, daar zijn geleerden en ervaringsdeskundigen het wel zo’n beetje over eens, is te vinden in het nummer ‘Funky Drummer’ van James Brown uit 1970. Het drumpatroon is niet voor niets honderden keren met veel succes hergebruikt in pop- en rapnummers. Van Public Enemy en Run DMC tot Madonna en Prince. Maar het nummer met de onverslijtbare groove heeft ook een keerzijde, leerde ik onlangs.
In de nieuwe muziekdocumentaire Mr. Dynamite. The Rise of James Brown, komt ook de Funky Drummer zélf in beeld. Eerst als jongeman van begin twintig, strak in het pak, fenomenaal drummend op het podium achter showman James Brown (1933-2006). Daarna als trotse man van een jaar of 70, op rustige toon verhalend over lang vervlogen tijden op tournee met ‘the hardest working man in showbusiness’. Zijn naam: Clyde Stubblefield.
Als hem wordt gevraagd naar ‘Funky Drummer’, betrekt Stubblefields gezicht even. ‘How I hate that song’, ontsnapt hem voordat hij kleurrijk uit de doeken doet hoe het befaamde nummer tot stand kwam. Hoe slavendrijver Brown zijn backingband midden in de nacht – iedereen was bekaf na het zoveelste optreden – meesleepte naar de studio om een nieuwe track op te nemen. De rudimentaire tekst werd ter plekke verzonnen, een titel ontbrak nog. Maar James Brown was kennelijk tevreden met het slagwerk. En schreef het nummer als ‘Funky Drummer’ op zijn naam.
Het misnoegen van Stubblefield is niet moeilijk te begrijpen: zoals alle sessiemuzikanten in die tijd ontving hij geen royalties over de nummers waarop hij meespeelde. Ook van de honderden keren dat zijn drumpartij werd hergebruikt door andere artiesten zag hij geen cent terug. Er is in de muziekbusiness inmiddels wel wat veranderd. Hoewel sampling nog steeds een juridisch grijs gebied is, krijgen meespelende muzikanten sinds een jaar of twintig ook een vergoeding – net als liedjesschrijvers – wanneer hun nummers op de radio worden gedraaid.
Voor Clyde Stubblefield kwam die regeling in elk geval te laat. In de documentaire maakt hij er verder geen woorden aan vuil. Er is blijkbaar eerder al genoeg over gezegd. Maar of hij er nu vrede mee heeft? Het feit dat hij een soloplaat maakte onder de titel The Revenge of the Funky Drummer zegt waarschijnlijk genoeg.
Goeie documentaire. Ik zie nu pas dat je het al eerder over de Funky Drummer hebt gehad in je blog over Hermetische Funk.
LikeLike