Namedropping

Suzanne Vega en de richting van de tijd

Afgelopen woensdag zag ik Suzanne Vega in het Utrechtse muziekpaleis TivoliVredenburg. Ik ben fan vanaf het uitkomen van haar titelloze debuutalbum in 1985. Nummers als Marlene on the Wall, Luka, Small Blue Thing, ik heb ze in mijn studententijd grijsgedraaid. En daarom was het concert van eergisteren deels een reis terug in de tijd.

Het werk van de Newyorkse singer-songwriter sloeg destijds in als een bom, als je dat tenminste van zulke intelligente, zacht gezongen liedjes kunt zeggen. In elk geval had ze meteen grote invloed op andere artiesten, zoals haar landgenotes Melissa Etheridge en Shawn Colvin en in ons land Nits-frontman Henk Hofstede. En hoewel ze altijd interessante muziek is blijven maken, zijn Vega’s hoogtijdagen beperkt tot de helft van de jaren 80, zodat ik afgelopen week opvallend veel mensen tegenkwam die nog nooit van haar hadden gehoord.

(meer…)

Joni’s naam laten vallen

Joni Mitchell met sigaretWeinig artiesten zijn zo vaak bezongen als Joni Mitchell. Namedropping is in de popmuziek weliswaar zeker geen taboe, maar met een lijst van honderden nummers die naar haarzelf of naar haar werk verwijzen zet de Canadese haar mede-popartiesten wel heel ruim op achterstand. Hoe zou dat komen?

Daniël Lohues 2Een klein deel van die liedjes is geschreven door mensen die haar persoonlijk kennen, zoals Graham Nash (Our House, I Used To Be A King) en James Taylor (You Can Close Your Eyes), en die gaan over de mens Joni als (ex-)geliefde. Als namedrop tellen die dus niet mee. Het gros van de Joni-liedjes komt echter van artiesten die vreemden voor haar zijn, zoals Sonic Youth (Hey Joni), Everything But The Girl (Frozen River), Daniël Lohues (Canada), Prince (The Ballad of Dorothy Parker) en John Mayer (Queen of California), en die verwijzen naar Mitchell als artiest. (meer…)

Namedropping – I Feel Lucky

the purple rose of cairo2Artiesten die andere artiesten noemen in hun liedjes – ik ben er gek op. Waarschijnlijk komt dat vooral door het komische effect dat fictie en werkelijkheid opeens door elkaar gaan lopen, een beetje zoals in Woody Allens The Purple Rose of Cairo.

Maarten van RoozendaalHoe zou het voor de genamedropte artiest zijn om zichzelf opeens als lied-personage tegen te komen? Best vreemd, lijkt me, maar ook vleiend. Namedropping komt immers meestal voort uit bewondering of uit een gevoel van verwantschap, zoals in Hail Hail Rock ’n Roll van Garland Jeffreys, of in Randy (Het Wilde Westen, 2008) van de betreurde Maarten van Roozendaal – waarin de Nederlandse zanger zijn geestverwant Randy Newman voorstelt om samen een lied te schrijven dat de wereld gaat redden. Een heerlijk ironische Newman-pastiche.

janis ianMaar het kan natuurlijk ook anders uitpakken. Bijvoorbeeld als collega’s je naam opvoeren om je een flinke veeg uit de pan te geven, zoals Neil Young overkwam in Sweet Home Alabama van Lynyrd Skynyrd. Of als je, zoals countrysterren Emmylou Harris, Loretta Lynne en Dolly Parton, een paar schampschoten oplopen in Boots Like Emmy Lou’s (God & The FBI, 2000) van collega Janis Ian.

country boots girlsIans lied is veel meer tongue-in-cheek dan Sweet Home Alabama, maar de singer-songwriter neemt haar vrouwelijke collega’s wel aardig op de korrel. Had ze maar laarzen zoals Emmy Lou, verzucht ze, dan zou haar leven net zo luxueus en zorgeloos zijn als dat van hen, om nog maar te zwijgen van die gegarandeerde plek in de hemel. Ondanks alle wisecracks – en Ians kennelijke fascinatie voor c&w-schoenmode – wordt hier stevig geschopt tegen de zelfingenomenheid en oppervlakkigheid van de commerciële country-wereld.

Mary Chapin Carpenter2Een van de lekkerste namedropping-songs komt juist uit de (alt-)country: I Feel Lucky van Mary Chapin Carpenter uit 1992, hier in een live-uitvoering met puike begeleidingsband. Het opgewekte boogie-achtige countrynummer, dat in de VS en Canada de top 5 van de country-hitlijsten bereikte, gaat in letterlijke zin over geluk in de loterij, maar de kracht zit hem in de aanstekelijke geëmancipeerde boodschap.

Mary Chapin CarpenterDe hoofdpersoon van I Feel Lucky wint de jackpot – niet door de horoscoop te lezen of naar alle waarschuwingen uit haar omgeving te luisteren, maar gewoon door in zichzelf te geloven. En nu barst ze van het zelfvertrouwen: haar kan niets gebeuren, met haar elf miljoen dollar kan ze kopen en weggeven wat ze wil.

hot dogEn dan wordt ze ook nog begeerd door twee van haar opkomende mannelijke country-collega’s uit die tijd: Dwight Yoakam en Lyle Lovett. De een beloert haar vanuit een hoekje, de ander maakt concreet avances. De zangeres is best gestreeld door die aandacht, hoor, maar ze is geen bot om om te vechten: ‘Hey Dwight, hey Lyle, boys, you don’t have to fight. Hot dog, I feel lucky tonight.’ De rol die de twee heren in deze namedropping-song krijgen toebedeeld is maar bescheiden. De dame deelt de lakens uit. Zo kan het ook.

 

 

Namedropping – ‘The South’s Gonna Do It (Again)’ van The Charlie Daniels Band

hoes The South Is Gonna Do It van The Charlie Daniels BandEen rijtje bekende namen laten vallen om daarmee een muziekgenre op de kaart zetten. Die strategie lag aan de basis van ‘Sweet Soul Music’ van Arthur Conley uit 1967, dat hij samen met Otis Redding schreef. Mogelijk was dat goeie nummer zeven jaar later de inspiratiebron voor The South’s Gonna Do It (Again) van The Charlie Daniels Band.

Charlie Daniels 2009Zoals Conley en Redding contemporaine zwarte soulacts en Afro-Amerikaans zelfbewustzijn promootten, deed zanger en multi-instrumentalist Charley Daniels (North Carolina, 1936) dat voor een reeks blanke bands en het Amerikaanse Zuiden. En presenteerde hij de Southern Rock nadrukkelijk als een muzikale stroming.

Charlie Daniels 2003In een uptempo boogieritme, met virtuoze country-fiddle, brengt het eerste couplet de artiesten en de geografie met karakteristieke woordspelingen bij elkaar:

Well, the train to Grinder’s Switch is runnin’ right on time /And them Tucker Boys are cookin’ down in Caroline / People down in Florida can’t be still / When ol’ Lynyrd Skynyrd’s pickin’ down in Jacksonville

Het refrein vat de ideologie vervolgens met de nodige trots samen:

So gather ‘round, gather ‘round chillun’ / Get down, well just get down chillun’ / Get loud, well you can be loud and be proud / Well you can be proud, hear now / Be proud you’re a rebel / ‘Cause the South’s gonna do it again and again

Kaart van Amerikaanse burgeroorlog2Charlie Daniels geeft het Zuiden en de Southern Rock een duidelijke identiteit waarin de waarden rebellie, luidruchtigheid, saamhorigheid en informele gezelligheid om voorrang strijden, en die impliciet tegenover het Noorden van de VS worden gesteld. De notie dat ‘het zuiden zal herrijzen’ was een veelvoorkomend sentiment – en een strijdkreet – sinds de nederlaag van de Zuidelijke Staten in de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865).

Lynyrd Skynyrd Sweet Home AlabamaNet als dat andere namedroppingnummer uit hetzelfde jaar, de Lynyrd Skynyrd-hit ‘Sweet Home Alabama’, leverde ‘The South’s Gonna Do It (Again)’ al snel politiek gedoe op. Tegen de zin van Daniels gebruikte de Ku Klux Klan het nummer in 1975 als achtergrondmuziek in een van hun commercials. ‘I am proud of the South,’ reageerde de zanger, ‘but I sure as hell am not proud of the Ku Klux Klan.’

Southern Rock SocietyPas onder dreiging van een rechtszaak haalde de Klan uiteindelijk bakzeil. Hoewel zijn uitspraken hierover niet helemaal consistent zijn, hield Daniels altijd vol dat zijn lied alleen tot doel had de muziek en de muzikanten van het Zuiden te promoten. Dat laatste is zeker gelukt. ‘The South’s Gonna Do It (Again)’ geldt nog steeds als een van de anthems van de Southern Rock.

Namedropping: ‘Hail Hail Rock ‘n’ Roll’ van Garland Jeffreys

hail hail rock n roll hoesGarland Jeffreys (1943), in ons land vooral bekend van zijn hitsingle ‘Matador’ uit 1979, scoorde in 1992 nog een keer met Hail Hail Rock ‘n’ Roll. Het nummer is afkomstig van Jeffreys’ album Don’t Call Me Buckwheat uit 1992, dat vooral gaat over race relations.

Garland Jeffreys 3De Newyorkse singer-songwriter, met Puertoricaanse en zwarte wortels, laat in dit lied een hele stoet levende en dode r&r-legendes aan de luisteraar voorbijtrekken: naast Chuck Berry zijn dat Little Richard, Bo Diddley, Fats Domino, Elvis Presley, Gene Vincent, Buddy Holly, Jerry Lee Lewis. De hoopvolle boodschap: rock & roll kan de kloof tussen blank en zwart dichten.

The King of Inbetween - hoesNa een stilte van vele jaren verrast Jeffreys in 2011 – op zijn 63e – vriend en vijand met The King of Inbetween. De stomende mix van rock, soul, blues, reggae en ska maken het tot een van de meest opwekkende albums over sterfelijkheid die je je kunt voorstellen. Luister maar naar de levenslustig stampende boogie ‘til John Lee Hooker Calls Me:

‘I’m not getting any younger / I’m not feeling very old / But I’m not shoppin’ for my cemetery tomb soon / I’m gonna wait till John Lee Hooker makes room.’

John Lee HookerZe moeten daarboven nog maar even op hem wachten, vindt Jeffreys. En ondertussen eert hij weer zijn muzikale voorbeelden: naast John Lee Hooker zijn dat nu Louis Armstrong, Frank Sinatra, James Brown en opnieuw Fats Domino en Bo Diddley. Boodschap: rock & roll – breed opgevat – is de aangewezen remedie om het spook van de dood te verdrijven.

Met een interval van bijna twintig jaar produceerde Garland Jeffreys dus twee namedropping-nummers die niet alleen naar andere artiesten, maar ook naar elkáár verwijzen. Een beetje zoals ook te zien was bij ‘Sweet Home Alabama’ van Lynyrd Skynyrd.

twee boeken van J.D. SalingerDe werkwijze van Jeffreys doet me denken aan schrijvers die hun personages op subtiele wijze laten terugkeren in een volgend boek, bijvoorbeeld eerst als bij- en later als hoofdfiguur. Waarbij het latere een nieuw licht werpt op het eerdere. Ik heb daar nogal een zwak voor. De Amerikaanse auteur J.D. Salinger (1919-2010) deed het bijvoorbeeld met de fictieve familie Glass in Franny and Zooey, Raise High the Roof Beam, Carpenters en Seymour: An Introduction.

SpinvisIn de popmuziek moeten meer fraaie sequels zoals ‘Hail Hail’ en ‘John Lee Hooker’ te vinden zijn. Zelf kom ik nu alleen op Spinvis, met het pracht-duo ‘Ronnie gaat naar huis’ (Spinvis, 2002) en ‘Ronnie knipt zijn haar’ (Tot ziens, Justine Keller, 2011). Maar verder schiet me niets te binnen. Dus als je zo’n tip hebt, laat het me weten!

Geïnteresseerd geraakt in The King of Inbetween van Garland Jeffreys? Lees deze boeiende albumbespreking in Muddy Water Magazine.

Namedropping: ‘Sweet Soul Music’ van Arthur Conley

Arthur Conley hoesEen klein maar bijzonder hoekje in de popmuziek is gereserveerd voor nummers waarin andere popartiesten worden genoemd. Deze vorm van ‘namedropping’ kan mij vaak erg bekoren. In een liedje werkt het vaak goed, als een verrassende knipoog of als oprecht eerbetoon. Daarom ga ik in Goeie Nummers de komende tijd af en toe een ‘namedropping’-nummer onder de loep nemen. Als je een suggestie hebt – laat het me weten!

Een van de ultieme nummers in dit mini-genre – misschien ook een van de vroegste – is het opzwepende ‘Sweet Soul Music’ van Arthur Conley uit 1967. Je weet wel, van ‘Do you like good music? Yeah yeah. Sweet soul music? Yeah yeah.’ En van ‘spotlight on James Brown, spotlight on Wilson Picket’. En anders herinner je je de strakke blazersriff vast wel: tehhh-tetetete-tète tete… tehhh-tetetete- tète te.

packshot Een soulman in de AchterhoekIn het boekje Een Soulman in de Achterhoek gaat journalist John Schoorl in 2000 op bezoek bij Arthur Conley, die dan al twintig jaar min of meer anoniem op het Nederlandse platteland woont. De zanger, dan 54, doet Schoorl uit de doeken hoe de wereldhit destijds tot stand kwam. De basis was een nummer van zijn held Sam Cooke (1931-1964), ‘Yeah Man’. Conley herschreef het samen met zijn grote voorbeeld en leermeester Otis Redding tot ‘Sweet Soul Music’. Zoiets was toen niet ongebruikelijk, er zaten nog niet overal advocaten bovenop.

otis reddingOtis Redding was de grote ster van het legendarische Stax-label uit Memphis waarbij ook Carla Thomas, Eddie Floyd en Booker T. & The MG’s onder contract stonden. De reeks namen van zwarte soulsterren in het nummer – ook Sam & Dave en Lou Rawls kwamen voorbij – had alles te maken met de verhouding tussen Otis Redding en de platenbazen, vertelt Conley.

Die opsomming was namelijk een soort promotiestunt voor de eigen muziekproductiemaatschappij die Redding wilde oprichten. The Big O. had er genoeg van afhankelijk te zijn van blanke platenbazen en muziekuitgevers die rijk werden over de ruggen van hardwerkende zwarte artiesten. Hij wilde zelf de controle hebben en een ‘brown-eyed people-entertainment-industry’ oprichten. Niet meer knecht zijn, maar eigen baas.

Martin Luther King met publiekDe single ‘Sweet Soul Music’, waarvan wereldwijd meer dan een miljoen exemplaren werden verkocht, is dus meer dan alleen een lekkere groove om op uit je dak te gaan. Het is een statement dat naadloos aansluit bij de Amerikaanse burgerrechtenbeweging van die tijd. Wat Martin Luther King deed met zijn toespraken, deed Conley met zijn buigzame stem. ‘Sweet Soul Music’ en ‘I have a dream’ liggen niet zo ver van elkaar.

packshot Sweet Soul MusicWie meer wil weten over de relatie tussen soul en zwarte burgerrechten, leze het boek Sweet Soul Music. Rhythm and Blues and the Southern Dream of Freedom (1986) van Peter Guralnick, met boeiende portretten van soulsterren als Solomon Burke, James Brown, Percy Sledge en Aretha Franklin.

En hoe het Arthur Conley verder verging? Na het tragische vliegtuigongeluk waarbij Otis Redding eind 1967 omkwam, kon hij zijn draai in de muziekbusiness niet goed meer vinden. Hij week uit naar Europa; eerst Brussel, toen Amsterdam en ten slotte Ruurlo (Gelderland). Hij overleed er in 2003 en werd begraven in het nabijgelegen Vorden.