
Afgelopen woensdag zag ik Suzanne Vega in het Utrechtse muziekpaleis TivoliVredenburg. Ik ben fan vanaf het uitkomen van haar titelloze debuutalbum in 1985. Nummers als Marlene on the Wall, Luka, Small Blue Thing, ik heb ze in mijn studententijd grijsgedraaid. En daarom was het concert van eergisteren deels een reis terug in de tijd.
Het werk van de Newyorkse singer-songwriter sloeg destijds in als een bom, als je dat tenminste van zulke intelligente, zacht gezongen liedjes kunt zeggen. In elk geval had ze meteen grote invloed op andere artiesten, zoals haar landgenotes Melissa Etheridge en Shawn Colvin en in ons land Nits-frontman Henk Hofstede. En hoewel ze altijd interessante muziek is blijven maken, zijn Vega’s hoogtijdagen beperkt tot de helft van de jaren 80, zodat ik afgelopen week opvallend veel mensen tegenkwam die nog nooit van haar hadden gehoord.
Tijdens het concert deelde Vega diverse anekdotes die een nieuw licht wierpen op haar liedjes. Zo bleek het liedje In Liverpool uit 1992 een weemoedige sequel te zijn van Gypsy uit 1987, gericht aan dezelfde lange, slanke jeugdliefde die ze vijf jaar later nog niet vergeten bleek te zijn. Tegenwoordig is de zangeres bevriend met hem en zijn vriendin. Waarmee ze met een paar woorden vertelde welke subtiele veranderingen de drie tussenliggende decennia hadden bewerkstelligd.
Een ander liedje bleek geïnspireerd op een desastreus verlopen kennismaking met Elvis Costello, een van haar pophelden. Ze maakte de fout hem vlak voor een festivaloptreden te overvallen met goedbedoelde maar slecht geformuleerde complimenten. De korzelige reactie die ze destijds van de Brit kreeg, inspireerde haar tot de korte popsong When Heroes Go Down (99.9F°, 1992). Inmiddels is ook dat akkefietje helemaal rechtgetrokken, vertelde de zangeres. Na dit verhaal hoorde ik voor het eerst dat het nummer muzikaal gezien een soort hommage is aan Costello, compleet met diens karakteristieke akkoordenwisselingen.
Het deed me eraan denken dat ook Costello in zijn nummers graag subtiele verwijzingen naar het werk van anderen opneemt. Een van de bekendste voorbeelden daarvan is het piano-arpeggio in zijn hitsingle Olivers Army, dat hij stiekem overnam uit Dancing Queen van ABBA (dat toen nog gold als een commerciële pop-act die je als serieuze popfan niet goed mocht vinden). Geweldig hoe muzikanten elkaar over en weer inspireren en elkaar soms een bedekte knipoog sturen.
Ook ABBA speelde voor hun catchy poptunes graag leentjebuur bij muziekjes van over de hele wereld, zoals in Money, Money, Money of Chiquitita. Hoe mooi zou het niet zijn geweest als de Zweden op hun beurt Suzanne Vega hadden geciteerd. Helaas, liedjesschrijvers Benny en Björn konden de Newyorkse nog niet kennen. Muziek stroomt vrijelijk over de wereld, maar de tijd stroomt maar één kant op.