Vorige week zong Goeie Nummers de lof van de koebel (cowbell, campana). Het effect van die blogpost op mijzelf was best heftig. Want ik hoorde die koebel vervolgens overal, zoals dat wel vaker gaat nadat je je op een bepaald onderwerp hebt geconcentreerd. En wat daarbij opviel: de koebel zit opvallend vaak in opvallend goeie nummers.
Bijvoorbeeld Mama Roux van Dr. John, uit 1969. Buitengewoon vet. De muzikale arts uit New Orleans zingt over een bodem van de laagste basnoten die nog net binnen de gehoorgrens vallen. Een griezelig klinkend vrouwenkoortje geeft de zanger antwoord. Maar het voodoofeestje is pas compleet door, je raadt het al, de koebel.
Ander voorbeeld: Don’t Stop ‘Til You Get Enough van Michael Jackson. Van alle hits van de King of Pop is dit vermoedelijk de allercoolste. Nog altijd zie je elke dansvloer vollopen als deze retestrakke jazzfunk uit 1979 wordt gedraaid. De mannen van Earth, Wind & Fire moeten ziek van afgunst zijn geweest vanwege die groove en dat blazersarrangement. Maar de kers op de taart is natuurlijk weer die koebel.
Wat recenter vinden we de Beastie Boys met Hey Ladies uit 1989. Voor wie houdt van flink veel koebel. En aangekomen in het nu: Calvin Harris die samen met Pharrell Williams, Katy Perry en Big Sean het onweerstaanbare zomerhitje Feels afleverde. Zelfs in gesamplede vorm is de veredelde metronoom onmisbaar.
Wil ik hiermee dan zeggen dat elk willekeurig nummer baat zou hebben bij koebel, of bij méér koebel? Nou, daarmee ga je me toch iets te ver. Feit is dat de droge koebel-tik, een echo van zijn nederige agrarische afkomst, de rock-‘n-roll in zijn vlucht naar almaar groter en elektronischer met beide benen op de grond weet te houden, dicht bij zijn landelijke oorsprong van blues en de country in de vorige eeuw. Iets moet ons toch herinneren aan waar we vandaan komen. Laat dat dan een koebel zijn.