Month: juli 2014

Albumverjaardag – Fulfillingness’ First Finale van Stevie Wonder

hoes Fulfillingness' First FinaleVandaag, 22 juli 2014, wordt Stevie Wonders Fulfillingness’ First Finale 40 jaar. Een mooie leeftijd. Kunnen we F3, zoals we het album tegenwoordig wel mogen afkorten, inmiddels op waarde schatten?

Op zijn dertiende is Little Stevie Wonder (1950) al een van de sterren uit de stal van Motown, de zwarte hitfabriek in Detroit van de roemruchte Berry Gordy. Maar geleidelijk weet hij zich aan het regime van Motown te ontworstelen. De multi-instrumentalist wil geen verzameling hitsingles meer opnemen, maar echte (concept-)albums maken. Hij laat zich beinvloeden door klassieke muziek, jazz, reggae, latin. Midden jaren zeventig maakt hij de platen die tot zijn hoogtepunten gerekend worden: Talking Book (1972),  Innervisions (1973), Fulfillingness’ First Finale (1974) en Songs In The Key of Life (1976).

Stevie Wonder middenF3 lijkt qua aandacht altijd een beetje gesandwiched tussen Innervisions en SITKOL. Misschien speelde de moeilijk uitspreekbare titel de recensenten parten. Maar F3 bevat tien fantastische nummers, zonder een enkele zwakkere broeder ertussen. De sound is warm en ruimtelijk. De gospelachtige koortjes en het toetsenwerk zijn fabelachtig. En geen enkel nummer duurt te lang – en dat kun je van SITKOL toch echt niet zeggen.

Luister maar. Smile Please: fijne opener, met zijn lichte latin-touch. ‘Too Shy To Say’: kwetsbaar en openhartig. ‘Boogie On Reggae Woman’ met zijn lekkere mix van boogie, reggae en funk. De invoelbare liefdestwijfel van Creepin’, met die waanzinnige mondharmonicasolo. Het felle ‘You Haven’t Done Nothing’, over politici die hun verkiezingsbeloften vergeten zodra ze op het pluche zitten.

En natuurlijk met They Won’t Go When I Go, dat Wonder schreef samen met tekstdichter Yvonne Wright. Misschien wel de mooiste ballad die hij ooit op de plaat zette – en dat zegt wel iets.

Hoor je het verstilde piano-intro al? Het doet denken aan Chopin of Beethoven, het heeft iets van een dodenmars. Niet gemakkelijk om naar te luisteren. Het lied beneemt letterlijk de adem: met zijn sombere tekst, gedragen akkoorden en die verschillende melodielijnen van zang, piano en toetsinstrumenten.

Het tussenstuk voert je even weg, naar een gospel- en bluesachtige climax: ‘There ain’t no room for the hopeless sinner / Who will take more than he will give’. Dan weer terug naar die langzame droevige mars. ‘When I go / Where I’ll go / No one can keep me / From my destiny.’

Stevie Wonder nuDit lied overschrijdt alle grenzen van een standaard popnummer. Dit gaat over rechtvaardigheid, het Laatste Oordeel. Veelzeggend: Stevie Wonder speelde het nummer ook bij de herdenkingsplechtigheid voor Michael Jackson in 2009. Maar na zoveel zwaarmoedigheid wil Wonder F3 afsluiten met twee opwekkende latin-achtige nummers: ‘Bird of Beauty’ en ‘Please Don’t Go’. Weer met die prachtige koortjes.

Waar staat Fulfillingness’ First Finale nu, 40 jaar na verschijning? Wat mij betreft trots als het onmisbare derde steunpunt in de driehoek met Innervisions en SITKOL. En samen vormen die drie platen misschien wel het bovenste deel van de pop-piramide van de jaren zeventig. Overdreven? Ik denk het niet. Want welke andere artiest maakte ooit in een paar jaar tijd drie van zulke topplaten op rij?

 

Take Me To The River – Al Green

Klik eerst op de muzieklink – lees dan verder.

Al GreenHet begint tamelijk rustig. Een steady beat van bas, gitaar en drums, wat toetsen en strijkers. Daaroverheen een gesproken intro: Al Green draagt het lied op aan ene Junior Parker, een recent overleden familielid van de zanger. Hij sluit de inleiding af met ‘We’d like to carry on in his name’. En dan begint het.

‘I don’t know why I love you like I do / After all the changes you put me through / You stole my money and my cigarettes / And I haven’t seen hide nor hair of you yet.’ De zanger beleeft zijn liefde als een kwelling, maar de problemen volgen het prozaïsche stramien van veel bluesnummers. In de overgang naar het refrein blijkt de pijn echter dieper te zitten. Klaaglijk klinkt het: ‘I wanna know / Won’t you tell me / Am I in love to stay?’

De zanger rekt die laatste vertwijfelde vraag tot het maximale op, het akkoord blijft tergend lang hangen. Als het refrein dan eindelijk komt, voelt dat als een oplossing: ‘Take me to the river / Wash me in the water / Won’t you cleanse my soul / Put my feet on the ground.’ De begeleiders blazen het vuurtje onder dit brouwsel perfect aan. De bas pompt door, maar laat ruimte voor het vraag- en antwoordspel van de zanger en de vette blazersriff die alles bijeenhoudt. De muziek houdt ondertussen steeds iets in, de spanning blijft.

Waar gaat het over? De symboliek komt uit de Bijbel, uit de kerk. De onderdompeling in de rivier, als bij Johannes de Doper, is de verlossing van zonden. Zijn het de zonden van het vlees, waarvoor Green hier verlossing vraagt? Het zou kunnen, maar de rituele wassing lijkt tegelijk veel op een sexual healing, zoals bij zijn collega Marvin Gaye. Luister naar het tussenstuk: ‘Hold me, love me, please me, tease me / Till I can’t, till I can’t take no more’. Liefde als marteling en bevrijding tegelijk.

Het bijzondere is: het nummer duwt tot het eind toe steeds tegen de allerlaatste oplossing aan. In het laatste, repeterende refrein gaat Green over op zijn bekende falset, met hoge gekwelde kreten. De zanger zit dicht bij de volledige overgave, maar de ultieme climax blijft alsmaar uit. Gekmakend. Kippenvel.

Al Green nuTen tijde van ‘Take Me To The River’, in 1974, was Al Green (1946) uitgegroeid tot popster en sexsymbool. Maar hij worstelde met deze rol, trok zich terug uit de muziekbusiness en werd dominee. Pas in de jaren ’90 verzoende hij zich geleidelijk met zijn wereldse verleden en speelde hij het nummer weer live. We zien dan een iets andere Green. Nog steeds stijlvol en soulful, maar minder gekweld. Alles wijst erop dat het wereldse en het hogere voor hem nu wél verenigbaar zijn. In 2009 verschijnt zijn autobiografie. Getiteld Take Me To The River.

 

 

 

Onverwachte dwarsverbanden – Pieter Steinz

Robert Johnson“Een lachebekje was hij niet, Jakobus Cornelis Bloem. Zijn gedichten, waarin het altijd zachtjes lijkt te regenen, zijn de Hollandse pendant van de blues. De beroemde oneliners (‘En dan: ’t had zoveel erger kunnen zijn’, ‘Alles is veel voor wie niet veel verwacht’) zijn variaties van het ‘Woke up one morning…’ en ‘I’ve been down so long’ van de grote blueszangers.”

Dichter J.C. Bloem als de Nederlandse Robert Johnson – een verrassende vergelijking. Hij is te vinden in de rubriek Lezen met ALS van Pieter Steinz, in NRC Boeken. Deze blog, met ongeveer wekelijks een post, is onmisbaar voor wie houdt van boeken, popmuziek en al het andere dat het leven de moeite waard maakt. Vandaar dat Goeie Nummers ditmaal even niet over popmuziek gaat, maar over een ander blog.

Made in EuropePieter Steinz (1963), oud-Chef Boeken van NRC Handelsblad, publiceerde al een reeks boeken over literatuur en andere cultuuruitingen, en is ook bekend van optredens in DWDD. Zijn recentste succesnummer is Made in Europe (2014), een speelse ‘bijbel’ van de Europese cultuur.

Ongeveer een jaar geleden werd bij Steinz de progressieve spierziekte ALS geconstateerd. Die ziekte uit zich bij hem in vermoeidheid en moeite met spreken en ademen. In het blog Lezen met ALS verbindt hij zijn ziekteverloop met de boeken die hij herleest: van de Griekse meesters en Alice in Wonderland tot Het Sleutelkruid van Paul Biegel en de Russische klassieker Oblomov. Hij trekt parallellen tussen die verhalen en persoonlijke zaken uit zijn eigen leven, zoals een bucket list, de wonderlijke medische wereld, slapeloosheid, lijdzaamheid en het werkende bestaan.

Steinz koppelt belezenheid aan een brede culturele belangstelling (hoge en lage kunst, dus ook popmuziek) en scpieter steinzhrijft zeer aanstekelijk en toegankelijk. Als hij bijvoorbeeld zijn huidige, noodgedwongen zeer rustige, levenswijze vergelijkt met zijn vroegere bestaan, leidt dat tot zinnen als: “Het hoogtepunt was Eerste Paasdag, toen ik me voelde als de hedendaagse Oblomov die in het Kinks-liedje ‘Sunny Afternoon’ gelaten alle ellende in zijn leven van zich af laat glijden terwijl hij lekker luiert op een zonnige namiddag.”

J.C. BloemHet meest bijzonder vind ik Steinz’ oog voor onverwachte dwarsverbanden tussen verschillende kunsten – of tussen de kunst en het leven. Zoals in het stuk over polderbluesman J.C. Bloem. In dat stuk ontdekt hij onder de oppervlakte van Bloems klaagzangen ook een retorisch stijlmiddel: “[…] net als de Amerikaanse bluesmen schiep Bloem een duivels genoegen in overdrijving. Vergeefsheid was zijn thema, en dus tamboereerde hij op het zinloze van het bestaan. ‘Ik heb van het leven vrijwel niets verwacht, / ’t Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen’, dichtte hij in ‘De nachtegalen’.”

Die overdrijving is volgens Steinz bedoeld om tegenspraak uit te lokken. En tegenspraak geeft hij de oude dichter ook, welsprekend en persoonlijk. Zo verbindt Steinz de onverwachte overeenkomsten tussen Hollandse poëzie en zwarte populaire muziek ook nog eens met zijn eigen leven. Het is – hoe moet ik het zeggen – even ontroerend  als  bewonderenswaardig. Niet te missen vooral. Check him out.