Month: augustus 2023

Robbie Robertson

Nee, niet alweer. Niet wéér een popheld die vertrekt naar de eeuwige rockvelden. Dat dacht ik toen ik gisteren las over het overlijden van Robbie Robertson, de gitarist en belangrijkste liedschrijver van The Band, op 80-jarige leeftijd. De man die eind jaren 60 misschien wel eigenhandig de basis legde voor het hele genre Americana, zoals we sinds pakweg de jaren 90 het popgenre noemen dat – hoe verschillend in uitwerking ook – steeds teruggrijpt op de traditionele folk, country en blues van het continent.

The Band was baanbrekend. Eind jaren 60 waren de meeste andere bands bezig de grenzen van de oorspronkelijke rock-‘n-roll en soul op te rekken met muziek die vooral ‘moderniteit’ uitstraalde en de inspiratie haalde uit de stad of uit de eigen psyche. Denk aan de steeds gladdere hitproducties of de experimentele prog-, hard- en psychedelische rock van die tijd.

Robbie Robertson en zijn kompanen legden de omgekeerde weg af: ze keken terug. Ze richtten hun ogen en oren op de muziek en de geschiedenis van het platteland. Ze gebruikten niet alleen elektrische maar ook akoestische instrumenten, ze zongen rauw en ongepolijst over een soort mythisch oer-Amerika. Tot op de dag van vandaag inspireert hun muziek acts als The Jayhawks, Wilco, Los Lobos en vele andere ‘roots’-artiesten.

Eerder schreef ik al eens over het debuutalbum van The Band, Music from Big Pink (1967). Over de immense impact die dat album had, bijvoorbeeld op de folkrockers van Fairport Convention die in reactie op Big Pink in hun eigen Britse verleden gingen graven. Ook schreef ik over de documentaire Once Were Brothers (2020), waarin Robertson zijn versie geeft van het tragische verhaal van The Band.

Want een tragisch verhaal blijft het. De vier Canadezen (naast Robertson bassist-zanger Rick Danko, toetsenist-zanger Richard Manuel en organist Garth Hudson) en één Amerikaan (drummer-zanger Levon Helm) waren ooit een hechte groep collega-vrienden die door critici en publiek op handen werden gedragen. Maar ze konden de boel niet bij elkaar houden. Robbie Robertson was degene die in 1976 – tijdelijk, zo was de intentie – de stekker eruit trok, na een groots afscheidsconcert dat werd vastgelegd in de documentaire The Last Waltz van Martin Scorsese.

Mijn kennismaking met The Band in de jaren 70 kwam zoals zo vaak tot stand via een ‘special’ op de radio, een uur dat helemaal aan één popact werd gewijd. De DJ was Theo Stokkink of Vincent van Engelen, dat weet ik niet meer, de cassette die ik destijds opnam is in de mist van de tijd opgelost. Ik weet nog wel dat de muziek van het vijftal weliswaar adembenemend was, maar ook bijna te rauw voor mijn 13-jarige oren en te woest voor mijn beschermde leventje in een slaapstad in de buurt van Den Haag.

Een paar weken later kocht ik desondanks hun derde album, Stage Fright, misschien vanwege het meer gepolijste karakter van die plaat. Volgens de kenners niet hun beste werk, maar voor mij staat hij bovenaan, waarschijnlijk gewoon omdat het mijn eerste Band-item was. Maar ook omdat hij mijn all-time topnummer The Rumor bevat, een lied waarin de fantastische zangers van The Band alle drie hun plek opeisen en dat iets van hun eigen tragedie lijkt te weerspiegelen. Misschien zongen ze wel altijd veel meer over zichzelf dan over de fictieve historische personages dan ik altijd heb gedacht, denk ik nu.

Bij zijn overlijden realiseer ik me dat de persoon Robbie Robertson voor mij altijd op afstand is gebleven. In tegenstelling tot bijvoorbeeld toetsenist-zanger Richard Manuel. Robertson kwam in interviews altijd uiterst bedachtzaam over, bijna alsof hij iets achterhield. Misschien niet uit slechte motieven, maar toch op zo’n manier dat het moeilijk was om een band met hem te voelen. Robertsons moeilijke jeugd in Toronto, als ‘halfbloed-native american’, met een onbekende vader, is misschien debet aan zijn gereserveerde opstelling.

Wat overblijft is bij mij vooral de bewondering voor zijn werk. Die laait weer bij me op. Dat werk is echt groots. Origineel (King Harvest), veelzijdig (All A Glory) en gelardeerd met misschien wel de meest uitzinnige gitaarsolo’s uit de pophistorie, compleet met zijn karakteristieke boventonen (The Shape I’m In). De Canadees verrijkte de rock-‘n-roll ingrijpend, op een manier die ook terugkijkend nauwelijks is te bevatten. En zo verrijkte hij ook mijn leven, op een manier waar ik moeilijk woorden voor kan vinden. Ik heb een poging gedaan. R.I.P. Robbie Robertson.