
De krantenkop was onheilspellend: ‘De band, de hoeksteen van de popmuziek, is aan het verdwijnen. Wat is hier aan de hand?’ En de rest van het Volkskrant-artikel was dat ook. Popjournalist Robert van Gijssel laat zien dat het verschijnsel popband, het collectief van drie of meer muzikanten dat lang de hoeksteen van de popmuziek was, min of meer met uitsterven wordt bedreigd.
Van Gijssel zegt dit niet zomaar op gevoel, zijn verhaal is gebaseerd op degelijk telwerk van de Britse schrijver Richard Osman over de afgelopen decennia. Zowel in de hit- en streaminglijsten als op de grote popfestivals is het aandeel van bands in die periode flink gedaald ten opzichte van soloartiesten. En zo is het ook op de streaminglijsten van nu – sterren als Taylor Swift, Post Malone, Froukje, Billie Eilish staan daar bovenaan, en de bands staan allemaal veel lager.
Over de oorzaken van de trend bestaat minder eenduidigheid. Is het omdat een muzikant tegenwoordig in zijn eentje alle instrument-partijen uit zijn of haar computer kan toveren? Omdat een soloartiest nu eenmaal makkelijker te marketen is dan een collectief? Omdat de smaak van het grote publiek door streaming is verschoven van rock naar pop? Of omdat bandjes voor poppodia te duur zijn? Ik vermoed dat het een combinatie van al deze factoren is.
Ondertussen zit er in het artikel een andere belangrijke vraag verstopt, namelijk: is het erg dat bands minder prominent worden? Ik bedoel: de popmuziek is tenslotte altijd al veranderd, genres komen en gaan, geluidsversterking en opnameapparatuur zijn in de loop der tijd sterk veranderd (gelukkig). Waarom zouden we het verdwijnen van bandjes dan moeten betreuren? Je kunt moeilijk beweren dat de muziek van soloartiesten in het algemeen minder van kwaliteit is dan die van de collectieven.
Toch voel ik het zelf ook als een verlies. De magie van een club vrienden die samen een band beginnen – meestal nog zonder al te veel muzikale kennis en vaardigheid – en dan samen tot een onverwacht vruchtbare kruisbestuiving komen, dat is voor mij toch het summum. Zelf speel ik al vanaf mijn 13e of 14e bijna onafgebroken in bands, en die hebben me tot op de dag van vandaag veel onvergetelijke herinneringen opgeleverd.
En nu blijkt dat dat idee van de bandjesmagie niet meer echt van deze tijd is. Dat ik in dat opzicht tot een soort uitstervende diersoort behoor. En dat ik ook niet eens doorhad dat die ontwikkeling al een hele een tijd aan de gang is. Dat doet een beetje pijn. Maar de logische vervolgvraag is ook hier: is dat erg?
Mijn antwoord: nee, dat is vooral vooruitgang. Ook in de popmuziek. De bandjescultuur van (ouwe) jongens (krentenbrood) bood bijvoorbeeld heel weinig ruimte voor vrouwelijk muziektalent. Dat is gelukkig veranderd. Dat zie in je hitlijsten, op de podia en in de media.
Maar het is wel te hopen dat jonge jongens en meiden tegen de trend in bandjes blijven oprichten. Een band is een smeltkroes van karakters, ideeën en voorkeuren, een unieke tribe die samen zelf wel even uitmaakt wat goede muziek is en met dat idee de wereld bestormt. Een band is ook een leerschool. In een band kun je ongelooflijk goed leren wat kameraadschap is en hoe je omgaat met verschillende karakters en muzikale voorkeuren. Vooral voor jongens onmisbaar, denk ik. Ook voor oudere jongens, trouwens. Dat alleen al is een reden om te zeggen: laat de band niet verdwijnen!
Als je nog niet overtuigd bent, luister dan even naar de bands zelf, en wat ze zeggen over het spelen in zo’n formatie: Creedence Clearwater Revival, Wings of Dire Straits.
One comment