Op de poppodia zijn vrouwen behoorlijk in de minderheid. Het klassieke bandje bestaat nog steeds uit een kluwen opgeschoten jongens die geleidelijk veranderen in min of meer volwassen mannen, enzovoort. De vrouwen die je wel ziet, zijn bijna allemaal zangeressen – overigens vaak buitengewoon succesvol, zie Adele, Beyoncé, Rihanna, Taylor Swift en Meghan Trainor. Maar pure instrumentalistes zijn schaars.
Want hoeveel vrouwelijke drummers kun jij uit je hoofd opnoemen? Hoeveel vrouwen op sologitaar? Op toetsen? Precies. En dat is best vreemd. Maar Goeie Nummers gaat niet op zoek naar verklaringen, en ook gaan we hier geen lans breken voor meer ‘sterke vrouwen’ in de popmuziek – dat laat ik allemaal graag aan anderen. Wel vandaag aandacht voor een fenomeen dat zeer tot mijn verbeelding spreekt: de vrouw op de bas.
Dan heb ik het dus niet over zingende bass babes als Meshell Ndegeocello of Esperanza Spalding, hoe virtuoos ze ook zijn. En ook niet over Suzi Quatro, Kim Gordon (Sonic Youth) of Kim Deal (Pixies, Breeders). Nee, het gaat nu even om de vrouwen wier aandacht geheel aan dit onhandige en miskende instrument gewijd is.
Deze basvrouw verscheen in de punktijd voor het eerst op het toneel, meeliftend op de bijbehorende geest van verzet en omkering. Bij de Gang of Four had je Sara Lee en er waren er nog veel meer, zo herinner ik me, maar ze zijn om de een of andere reden niet zo gemakkelijk terug te vinden. De bekendste is ongetwijfeld Tina Weymouth, die in Talking Heads een lekker hoekig en funky ritmetandem vormde met haar man, drummer Chris Frantz op drums (dat laatste bedierf de pret maar zeer gedeeltelijk).
Vanaf die tijd kom je op de podia vaker basmeesteressen tegen: stoere godinnen, die bijna onbeweeglijk een hele band staan op te pompen met lage dreunen die je middenrif laten klotsen. Zo pronkte in ons eigen land The Scene met bassbeest Emilie Blom van Assendelft, die betonvloeren stortte waarop van de jongens van de band zich naar hartenlust konden uitleven met hun repeterende gitaartjes.
Op de grote podia heb je sindsdien ook virtuosi als Gail Ann Dorsey, die jarenlang bij David Bowie speelde, en slap-koningin Kim Clarke van jazzfunkformatie Defunkt. En natuurlijk het talent Tal Wilkenfeld, die grootheden als Herbie Hancock en Jeff Beck begeleidde en ook haar eigen band heeft.
De topper onder al deze sexy baspriesteressen is voor mij de Britse Yolanda Charles, die ik voor het eerst zag bij Paul Weller ten tijde van zijn album Wild Wood. Zoals ze daar stond, in Paradiso: de linkerarm half verborgen achter de lange hals van de basgitaar, de rechter nonchalant geknikt in de elleboog, de vingers soepel rustend op de dikke snaren. Relaxed, geconcentreerd, soeverein. Luister, kijk en huiver. En wil je meer? Klik dan hier.
Bij een toneelstuk heb je een decor, een lichtplan, zaallicht dat langzaam dooft. Alles om het publiek in de stemming te brengen voor het verhaal dat gaat volgen. Een popliedje moet dat helemaal zelf doen, meestal in een paar seconden of maten.
Waarschijnlijk kun je aan de intro’s van popsongs gemakkelijk een hele musicologische studie wijden. Of twee. Een onderzoeksobject dat daarin in elk geval niet mag ontbreken, is het intro van
Het nummer werd geschreven door het songschrijversduo Norman Whitfield en Barrett Strong – ook verantwoordelijk voor Marvin Gaye’s ‘I Heard It Through The Grapevine’ en vele andere Motownhits. Naar verluidt ontstond er bij de opnames ‘Papa’ flinke animositeit tussen producer Whitfield en de band. Steen des aanstoots waren onder meer de lange instrumentale gedeeltes – The Temptations waren in essentie een zanggroep. Hoe dan ook, in de zang klinkt flink wat woede door. En dat past naadloos bij de tekst.
Dat laatste geldt ook voor het intro, dat voor een popnummer onwaarschijnlijk lang is. Het begint met alleen drums en bas – het funky basloopje zal de rest van het nummer dragen. Daarna volgen gitaar, strijkers, trompet. Het geheel overgoten met de overweldigende psychedelische galm van begin jaren ’70. Je hoort ook elektrische piano, wah-wah-gitaar, handclaps. Vier volle minuten ingehouden drama, voordat de echte tragedie zich ontvouwt, van de gekwelde zoon die eindelijk de waarheid over zijn herkomst bij zijn moeder komt opeisen.
‘Papa Was A Rolling Stone’ gaat ergens over. Over een belangrijke waarheid die altijd voor je verborgen is gehouden. Over de bezoedeling van de naam van jouw verwekker – en dus van jouzelf. En over een situatie die voor veel (zwarte) gezinnen met afwezige vaders in de Verenigde Staten – ook nu nog – bittere realiteit is. Voor zo’n verhaal heb je een zorgvuldig opgebouwd decor nodig, en acteurs die zich kunnen inhouden tot ze de volle aandacht van het publiek hebben. Whitfield en The Temptations kregen dat ondanks – of juist dankzij – hun onderlinge wrijving op onvergetelijke wijze voor elkaar.