Jaren geleden las ik het Amerikaanse lesboek Successful Lyric Writing, geschreven door Sheila Davis. Een van haar eerste adviezen voor (aanstaande) liedjesschrijvers luidt: stel degene die het lied zingt (meestal de ik-figuur) in een gunstig daglicht. Maak diegene zo ‘likable’ dat je publiek zich er gemakkelijk mee kan identificeren en zich daarom graag door het liedje laat meeslepen.
En in negen van de tien liedjes werkt het ook zo, bijvoorbeeld door de bescheidenheidsformule: ‘I am just a poor boy though my story’s seldom told’ (Simon & Garfunkel, The Boxer) of ‘Ik heb geen cent te makken en ik heb nooit een vak geleerd (De Dijk, Nergens Goed Voor). Of door o zo herkenbare liefdesperikelen te vertellen (het ‘My baby’s gone and left me’ van talloze bluesnummers). Maar is het ook mogelijk om die regel een beetje op te rekken, of hem zelfs helemaal aan je laars te lappen?
Singer-songwriter Randy Newman (Los Angeles, 1943) vindt kennelijk van wel. In de liedjes van de eigenzinnige Amerikaan is geregeld iemand aan het woord die behoorlijk onsympathiek of moreel weinig hoogstaand is. Je zou bijna kunnen zeggen dat Newman daar zijn handelsmerk van heeft gemaakt.
In het bekende Birmingham (van Good Old Boys uit 1974) horen we iemand die je niet zo gemakkelijk als goed of slecht kunt kwalificeren. Wat moet je aan met deze oerdegelijke burgerman die zo trots is op zijn woonplaats terwijl die destijds toch ook bij uitstek een plaats was van discriminatie en racistisch geweld? Je zingt het aanstekelijke refrein onwillekeurig mee, maar ondertussen blijft die ambivalentie door je hoofd zeuren. Newman zal zich bij die gedachte bij voorbaat al hebben verkneukeld.
Een ander mooi voorbeeld van Newmans dubieuze personages figureert in Sail Away, van het gelijknamige album uit 1972. In het eerste couplet heb je het nog niet door: ‘In America you’ll get food to eat / Won’t have to run through the jungle / And scuff up your feet / You’ll just sing about Jesus and drink wine all day / It’s great to be an American.’
Tegen wie heeft hij het, en wie is hier eigenlijk aan het woord? Pas bij het tweede couplet krijg je het door. Je was bezig was je te identificeren met een denkbeeldige reclameman die in Afrika slaven komt ronselen, en de 20e-eeuwse sales pitch heeft zo weinig relatie met de historische werkelijkheid dat de tenen ervan krom trekken. Je weet niet hoe gauw je weer afstand moet nemen.
Maar het blijkt voor veel luisteraars moeilijk te zijn om personage en artiest uit elkaar te houden. Newman ervoer dat aan den lijve bij zijn hit Short People uit 1977. De regels ‘Short people got no reason to live’ en ‘don’t want no short people round here’ leverden de zanger een aantal bedreigingen op – ja, ook toen al – en bijna een radioboycot. Dat de tekst ironisch bedoeld was, dat de ik-figuur juist niet de mening van de zanger van het liedje vertegenwoordigde, ging er bij een groot deel van het publiek niet in.
Nee, de artiest die klootzakken, hypocrieten of andere slechteriken als ik-figuur in een liedje opvoert, maakt het zichzelf allesbehalve gemakkelijk. Maar het levert wel spannende muziek op die je op het verkeerde been zetten en je laten nadenken – en die je nooit meer vergeet.
Ken jij meer sterke voorbeelden van goeie nummers met slechte mensen? Laat het weten bij Geef Een Reactie hieronder!