Lange tijd, ruwweg de hele sixties en seventies, was Engels de voertaal in de Nederlandse popmuziek. Wie erbij wilde horen, als artiest dan wel als luisteraar, gebruikte het Engels. Op een paar uitzonderingen na (Armand, Boudewijn de Groot, Peter Koelewijn) was de eigen taal not done.
Begin jaren 80 doorbrak Doe Maar het taboe, met bands als Het Klein Orkest, Het Goede Doel en Toontje Lager in hun gevolg. Het Nederlands bleek toch cool genoeg te zijn. En inmiddels lijkt de eigen taal geheel salonfähig geworden, van mainstream popartiesten en singer-songwriters tot regiorockers en de alomtegenwoordige rappers van dit moment. (meer…)