Prefab Sprout

Jacuzzi of obsessie?

Na mijn blogpost over Prefab Sprouts jubilerende album Steve McQueen besloot ik nog even te blijven hangen in de rijke wereld van frontman Paddy McAloon (County Durham, 1957). Een week lang lag ik in een soort muzikale jacuzzi, badderend tussen de 10 briljante studioalbums die de Britse singer-songwriter tussen 1984 en 2013 uitbracht.

Of was het misschien meer dan een ontspannend en luxueus bad? Het bleek namelijk niet gemakkelijk om mezelf los te weken van Prefab Sprout. De complexe liedjes, met invloeden uit rockabilly, folk, soul en musical, werden bij herhaald beluisteren echte oorwurmen. En de ernst en speelsheid in McAloons teksten intrigeerden me steeds meer. Mijn weldadige onderdompeling leek langzaam te veranderen in een milde obsessie.

Dat gevoel werd sterker toen ik op zoek ging naar het antwoord op een aantal prangende vragen over de band. Wat was er eigenlijk met Prefab Sprout gebeurd? Waarom leek de groep na de succesvolle albums Steve McQueen (1985), From Langley Park to Memphis (1988) en Jordan: The Comeback (1990) langzaam weg te zakken in de bijna-anonimiteit? En waarom verscheen er het laatste decennium nauwelijks nieuw materiaal?

De zoektocht leverde allereerst een verhaal op over de spanning tussen artistieke integriteit en de popbusiness. Want frontman en liedjesschrijver McAloon wilde wel commercieel succes, maar kon niet anders dan zijn hyperintelligente liedjes schrijven die te complex was voor de hitparade, zeker in Amerika, het land dat je als popartiest moet veroveren om echt door te breken. Bovendien knutselde de introverte perfectionist in de studio liever aan zijn composities dan dat hij ze promootte met een tournee.

Het verhaal over Prefab Sprout bleek ook te gaan over onze universele kwetsbaarheid. Vanaf de jaren 90 kreeg Paddy McAloon te kampen met verschillende gezondheidsproblemen die zijn gezichtsvermogen en gehoor ernstig aantastten. Het zegt wel iets over zijn gedrevenheid dat hij deze eeuw ondanks deze fysieke beperkingen indrukwekkende albums als Let’s Change the World with Music (2009), Crimson/Red (2013) en de akoestische versie van Steve McQueen uitbracht.

Tijdens mijn gegraaf in dit konijnenhol kwam ik ook terecht op Sproutology. Deze fanwebsite probeert zo’n beetje alles met betrekking tot Prefab Sprout en Paddy McAloon op één plek bijeen te brengen. Van T-shirts, B-kantjes van singles tot audioregistraties en foto’s van alle optredens en opnames van de band, aangevuld met biografische wetenswaardigheden en zelfs een tool om je eigen ranking van Sprout-songs te maken. Over obsessief gedrag gesproken.

De Dikke van Dale omschrijft obsessies als ‘gewaarwordingen en gedachten die iemand zodanig in beslag nemen, zich zodanig aan hem opdringen dat hij ze niet kwijt kan raken’. Met als synoniemen: dwangvoorstellingen, dwanggedachten, dwangverschijnselen. Een obsessie komt met andere woorden dicht in de buurt van een verslaving en duidt op controleverlies. Allemaal zaken die vooral negatieve associaties bij ons oproepen.

Toch zitten er in mijn ogen ook positieve kanten aan zo’n dwangmatige focus. Een obsessie richt de aandacht exclusief en langdurig op een bepaald aspect van het leven en weet het op die manier vaak zijn geheimen te ontfutselen. Dat is precies wat kunstenaars doen: ons op een nieuwe manier naar bekende (veronachtzaamde) gevoelens, gedragingen en situaties laten kijken.

Belangwekkende kunstenaars en hun werken vertonen dan ook vaak een vorm van ‘bezetenheid’. Denk aan boeken als Herzog (Saul Bellow) en De Toverberg (Thomas Mann) en aan films als Fitzcarraldo (Werner Herzog) en American Beauty (Sam Mendes). De hoofdpersonen van deze romans en films proberen de chaos in hun leven te bedwingen door zich volledig op één aspect te concentreren. Als lezers en kijkers krijgen we zo zicht op een diepere werkelijkheid die onder de alledaagse oppervlakte schuilgaat. Dus hoeveel waardevols zouden we niet missen als we geen obsessies hadden?

Vermoedelijk behoort ook Paddy McAloon tot die categorie dwangmatige kunstenaars. Zo werkte hij jarenlang vrijwel in zijn eentje aan ambitieuze studioprojecten zoals het nooit officieel uitgebrachte album Earth: The Story So Far, dat hij beschreef als een muzikaal universum over de hele geschiedenis van de mensheid. Ook de buitengewone kwaliteit van de muziek die hij wél uitbracht getuigt van een soort bezetenheid. Als popliefhebbers mogen wij daarvan de zoete vruchten plukken, wat een geluk. Dus check him out – en kijk zelf in welke mate je je jacuzzi in een dwangbuis wilt laten veranderen.

Albumverjaardag ◉ Prefab Sprout – Steve McQueen

albumcover van Steve McQueen van Prefab Sprout

De naam van de band was al vreemd: Prefab Sprout. Een spruit of kiem uit de fabriek, wat heeft dat met popmuziek te maken? Het plaatste de Britse band rond Paddy McAloon (1957) begin jaren 80 meteen apart.

En de liedjes pasten al even slecht bij de tijdgeest. Waar tijdgenoten als Duran Duran, Depeche Mode en The Human League een dansbare mix van powerpop en synth-pop produceerden, leken de melodieën en harmonieën van Prefab Sprout eerder schatplichtig aan Cole Porter, Burt Bacharach en Steely Dan. De teksten, speels en vol intrigerende verwijzingen naar personen en plaatsen, waren gevoelig en licht-provocerend tegelijk.

Vanaf debuutalbum Swoon was Prefab Sprout een lieveling van de muziekpers. De opvolger, Steve McQueen, vorige week 40 jaar geworden, werd bij verschijning zelfs vergeleken met klassiekers als Revolver (The Beatles), Notorious Byrd Brothers (The Byrds) and Pet Sounds (The Beach Boys). Frontman McAloon werd opgevoerd als het jaren 80-equivalent van Lennon & McCartney.

Terecht of niet? Anno 2025 heeft Steve McQueen in elk geval niet dezelfde status als genoemde albums. De plaat staat weliswaar in Robert Dimery’s grote overzichtswerk 1001 Albums You Must Hear Before You Die, en de muziekredacteuren van The Guardian zetten hem in 1997 op nr. 61 in zijn Album Top 100 Aller Tijden, maar in de lijstjes van deze eeuw is hij veel minder te vinden.

Ervaar ik dat zelf ook zo? Raakt het album mij ook niet meer zoals eind jaren 80, toen ik het grijsdraaide op mijn studentenkamer? Het antwoord, heel voorspelbaar, is ja. Niet alleen ben ik zelf in de tussenliggende 40 jaar geleidelijk met mijn veranderende oren in een andere levensfase terechtgekomen, er is ook nog iets anders.

In het diepgravende retrospectief van vorige week in Paste Magazine schrijft Matt Mitchell het unieke karakter van het album toe aan de ‘klassieke’ kwaliteiten van McAloon als liedjesschrijver en het sprankelende moderne geluid dat producer Thomas Dolby toevoegde. En dat is wat ik herken als ik er nu naar luister. De liedjes hebben hun kracht behouden, maar het geluid, in 1985 zo nieuw en fris, klinkt 40 jaar later toch wat gedateerd, en dat houdt me op afstand.

Misschien is die sound ook de reden dat McAloon het hele album in 2007 nog eens in zijn eentje in de studio vastlegde in kale – overigens prachtig opgenomen – akoestische versies. In deze versies treedt de muzikale rijkdom van liedjes als Bonny en When Love Breaks Down gek genoeg sterker naar voren dan met de oorspronkelijke rijke arrangementen. En die fraaie weerbarstige zinnetjes waarmee McAloon in zijn liedjes altijd strooit, blijven in deze ‘kleine’ versies ook fijner aan je haken:

You’re only as good as the last great thing you did

I got six things on my mind, you’re no longer one of them

I’m a simple slave of appetite

I swear at you cause I believe that sweet talk like candy rots teeth.’

Luister naar het origineel en naar de akoestische versie en bepaal zelf of Steve McQueen in de eregalerij van klassieke albums thuishoort of niet. Ik weet het wel.

Haalt kennis de magie uit de muziek? (Part 2)

chill outHet blogbericht op Goeie Nummers van vorige week ging over de vraag of we minder van muziek kunnen genieten als we er veel vanaf weten. En over wat die terugkerende, o zo gewoon lijkende vraag zegt over de plaats die muziek in ons leven inneemt.

Laat je niet bang maken door angstOp de een of andere manier heb ik het gevoel dat die vraag wordt gesteld omdat we bang zijn voor (te veel) kennis over muziek. Bang, ja. Het terugkerende karakter doet immers sterk denken aan een bezwering. Elke interviewer herhaalt de vraag, als een ritueel, de geïnterviewde geeft hetzelfde voorspelbare antwoord, dat uiteindelijk toch niet helemaal overtuigt. Waarna het spel opnieuw moet worden opgevoerd.

boom kennis goed en kwaadAls dat waar is, waar zijn we dan precies bang voor? Zien we het opdoen van muziekkennis misschien als het eten van een verboden vrucht, waardoor de muzikale genade voorgoed buiten ons bereik komt? Klinkt op het eerste gezicht misschien wat vergezocht, maar toch niet ongeloofwaardig. Want het begrijpen (ratio) kan vervoering en ontroering (emotie) gemakkelijk in de weg zitten. Terwijl dat is juist wat we zoeken in muziek: emoties. Emoties die ons wegvoeren van de vergankelijke plek waar we zijn, weg van zorgen of moeilijke gedachten. Emoties ook die maken dat de wereld nooit meer hetzelfde is als daarvoor.

hoes Let's Change The World With MusicOf dit de definitieve verklaring is voor de terugkerende vraag naar de schadelijke invloed van muziekkennis, weet ik niet. Maar een aanwijzing daarvoor kunnen we wel vinden in de popmuziek zelf. Bijvoorbeeld bij de Britse band Prefab Sprout en hun bijzondere album ‘Let’s Change The World With Music’ (2009). Singer-songwriter Paddy McAloon wijdt deze plaat geheel aan de ‘transformerende’ kracht van muziek, met als mooiste voorbeeld I Love Music. Laat je bezweren, zou ik zeggen.