Gouden platen, awards, tribute-albums, een rits tijdloze liedjes die mensen troost en inspiratie blijven bieden – na de dood van een artiest wordt dat alles een paar dagen later in de krant teruggebracht tot maximaal vierhonderd woorden. Zelfs een imposant artiestenleven lijkt dan zo futiel, bijna zinloos – en het leven van ons gewone stervelingen en passant nog meer. Dat gevoel kreeg ik vorige week toen ik de necrologieën las van Bill Withers, die op 30 maart op 81-jarige leeftijd overleed.
De Volkskrant heeft het over de laatbloeier die ondanks een relatief korte carrière (1971-1985) wist uit te groeien tot een legende. The New York Times roemt de ‘onzelfzuchtigheid’ van zijn werk, een kwaliteit die in popmuziek zo zeldzaam is. NRC heeft het over een ‘soulman in trui die altijd de eenvoud zocht’.
De singer-songwriter wordt hiermee adequaat en pakkend gekarakteriseerd, maar ik vind het allemaal te weinig. Daarom voeg ik er hier mijn eigen verhaal aan toe. Vanaf begin jaren 80 was ik fan. Op een goede dag tikte ik een tweedehands verzamelalbum van hem op de kop, met krassen en al, en dezelfde dag liet ik het horen aan vrienden in Rotterdam, die de muziek maar matig konden waarderen, herinner ik me. Hun fout.
Destijds waren Withers’ hoogtijdagen al voorbij, hoewel hij met Lovely Day en Just The Two of Us nog twee aardige hits scoorde. Hij was ook niet gemakkelijk te plaatsen. Niet sophisticated, zoals de meeste soulmannen en -vrouwen van die tijd. Zijn geluid was aards, met een akoestische basis, zijn stemgeluid sonoor en zonder enige franje. Zijn nummers vaak nogal monotoon. Maar hij had iets.
Harlem bijvoorbeeld. Een merkwaardig stoempend nummer dat steeds een halve toon omhoog schuift – zoiets had ik nooit eerder gehoord. Of Grandma’s Hands, waarschijnlijk de mooiste ode die een kleinzoon ooit aan zijn oma bracht. Maar begin jaren 80 was ik op een leeftijd om vooral meer te willen weten over de liefde. En op dat gebied was Bill Withers de ultieme leraar, zijn liedjes vormden mijn lesstof. Hij zong over verliefdheid, jaloezie, genot, pijn. Soms over al die dingen tegelijk.
Who Is He And What Is He To You? – meesterlijke songtitel – was een van zijn meest indringende lessen. De jaloerse ik-figuur steekt zijn kop niet in het zand maar confronteert zijn geliefde rechtstreeks met zijn vermoedens – en laat haar meteen weten waar hij staat: ‘You’re too much for one man / But not enough for two’. Zo pak je dat aan. Withers verpakt zijn boodschap in een fijne bluesy groove, dat helpt ook.
Use Me was een ander belangrijk college. Familie en vrienden waarschuwen je voor je vriendin. Ze gebruikt je, zeggen ze, je laat over je heen lopen. En jouw antwoord is: ja, dat klopt. Maar het voelt fantastisch om zo gebruikt te worden – zo gebruik ik háár weer. De moraal: liefde kan vele vormen aannemen, er is niet één perfect plaatje dat voor iedereen voldoet.
Ik heb tot dusver verschillende bijzondere leermeesters en -juffen in mijn leven gehad. Docenten Latijn, Nederlands, middeleeuwse literatuur, timemanagement, Excel. En inspirerende steengoeie voorbeelden in mijn werk. Maar als het gaat om levenslessen heb ik altijd vooral naar popartiesten gekeken. En daarbij staat de voormalige vliegtuigmonteur, klusjesman en soulzanger uit West-Virginia vooraan in het rijtje. Dank u, mijnheer Withers.
Mooi stuk (eerbetoon) aan deze artiest. Mijn persoonlijke favoriet blijft Harlem. Lean on me, neem het me maar kwalijk;-), vind ik de coverversie van Club Nouveau toch een slag beter dan Withers’ origineel
LikeGeliked door 1 persoon