Een tijdje geleden heb ik me hier op Goeie Nummers – en ook in mijn boek Diepe groeven – enigszins laatdunkend uitgelaten over een tijdvak waaraan sommige popliefhebbers buitengewoon goede herinneringen blijken te koesteren: de jaren 80. Van verschillende kanten kreeg ik daar wat commentaar op – heel beschaafd hoor, bedreigingen zaten daar niet of nauwelijks bij – maar zoiets zet je toch aan het denken.
In eerste instantie was ik verwonderd over die reacties. Ze troffen me als hernieuwd bewijs van het wetenschappelijk vastgestelde feit dat muziek uit het ‘eigen’ tijdvak, dat wil zeggen de muziek die mensen ongeveer tussen hun 12e en 25e horen, altijd een bijzonder plekje in hun hart blijft innemen. Zelfs als het gaat om liedjes met de steriele synthesizerklanken en het overdreven galmende drum- en zanggeluid van de jaren 80, gespeeld door muzikanten met bizar groot en doorgeföhnd haar.
In tweede instantie kwam er een ander soort verwondering bij, namelijk over mezelf. Hoe kwam het eigenlijk dat ik, doorgaans toch de nuance zelve, zo generaliserend en negatief over een heel muzikaal tijdvak dacht? Had ik misschien van de eighties in mijn hoofd een karikatuur gemaakt, bijvoorbeeld omdat ik op mijn beurt vasthield aan de stijl van de jaren 70 (‘mijn tijd’) en had ik daarom de sterke punten van de jaren 80 gewoon over het hoofd gezien? Zulke blinde vlekken kun je nooit uitsluiten, zeker niet bij mensen die van zichzelf beweren dat ze ‘altijd een open oor hebben voor nieuwe muziek’.
Ik had een frisse blik op die jaren 80 nodig. Feitelijk, onafhankelijk, onbevooroordeeld en objectief. En waar kon ik dan beter zijn dan bij Pieter Steinz en Bertram Mourits en hun boekenreeks Luisteren &Cetera? In het deel over jaren 80 hadden zij met hun ruimdenkende blik wellicht hoogtepunten en positieve ontwikkelen ontwaard waar ik voornamelijk dieptepunten en neergang zag.
Bij de eerste bladzijden krijg ik al een oorvijg: Joy Division – Closer (1980). Inderdaad, tijdloze en gepassioneerde doemrock die de popmuziek blijvend heeft beïnvloed. Hoe kon ik het vergeten. Twee jaar later: Michael Jackson – Thriller. De plaat die de vonken tussen soul, funk, rock en pop definitief heeft doen overslaan – denk Beat It. 1983: Tom Waits introduceert exotische klanken die niet van een ander werelddeel maar rechtstreeks uit het onderaardse lijken te komen (Swordfishtrombones). En zo gaat het door.
1986: The Smiths (The Queen Is Dead) voegen een scheut Britse humor én melodrama aan de popmuziek toe en Paul Simon (Graceland) doet hetzelfde met Afrikaanse stijlen. Folk vindt zichzelf opnieuw uit met de folkpunk van the Pogues (If I Should Fall From Grace, 1988). Prince’ produceert in dit decennium negen (!) steengoeie albums, waaronder Sign O’ the Times (1987). Hoe kon ik het vergeten? Dit gebeurde dus allemaal in die tien jaar waaraan ik zo’n hekel zei te hebben.
En mijn blik werd nog verder opengetrokken. Onlangs sprak ik iemand die verslingerd is aan de elektronische muziek van de jaren 80 en de artiesten die daar nu op voortborduren. Ik luisterde opnieuw naar The Human League, Orchestral Manoeuvres in the Dark, Spandau Ballet, Ultravox enzovoort, en realiseerde me opeens iets. In hun muziek – inclusief synthesizers, galm en onheilszwangere melodieën – sloop een nieuw, theatraal element de rock-‘n-roll binnen, iets Europees, iets donkers. Een verrijking waarvan je echo’s aantreft bij hedendaagse bands als Arcade Fire en Tame Impala. Hier had ik toch echt iets groots gemist.
In 1988 stond singer-songwriter Tracey Chapman ter ere van Nelson Mandela’s 70e verjaardag voor een volgepakt Wembley Stadium, gewapend met alleen haar stem en een akoestische gitaar. Ze zong haar prachtsong Fast Car, en dat was voor mij toen een eerste lichtstraaltje na bijna tien donkere muziekjaren. Zo ervoer ik dat toen, echt. Ik kan er niets anders van maken.
Maar nu, zovele jaren later, is wat mij betreft een bescheiden mea culpa en een diepe buiging, kortom eerherstel voor die eighties wel op zijn plaats, zelfs voor de synthesizers en de galm. En nee, ik zwicht hiermee niet voor de intimidatie en druk vanuit de sociale media: dit is puur voortschrijdend inzicht, dit komt recht uit mijn hart. Tears For Fears’ Everybody Wants To Rule The World (1985) is hierbij waarschijnlijk wel het mooist denkbare commentaar.
Chapeau, Chris!
De tweede druk van ‘Diepe Groeven’ krijgt er een paar pagina’s bij 😃.
LikeGeliked door 1 persoon