Als je mensen vraagt waar hun favoriete nummers over gaan, moeten ze vaak het exacte antwoord schuldig blijven. En opvallend vaak zeggen ze – ik hoor trouwens ook bij die groep – ‘eigenlijk nooit naar teksten te luisteren’. Maar wat blijkt? Recent hersenonderzoek toont aan dat dat onmogelijk is.
Dat zit zo. Ons brein is zo geconstrueerd dat we automatisch proberen te begrijpen wat er aan taaluitingen bij ons binnenkomt. Of we willen of niet. Alleen wanneer de gebruikte taal ons volkomen vreemd is, gaat de tekst langs ons heen. Maar aangezien de meeste popmuziek Engels is, en wij Nederlanders die taal tot op zekere hoogte beheersen, kunnen we nooit helemaal aan de teksten van liedjes ontsnappen. Je begrijpt er dus altijd iets van, al is het maar een flintertje. Zelfs van A Whiter Shade of Pale – dat had je vast niet achter jezelf gezocht.
Een van de conclusies van dat onderzoek is dat het niet verstandig is om onder het studeren naar popmuziek te luisteren. Instrumentale muziek kan de concentratie soms nog wel vergroten, maar muziek met teksten is funest. Onze hersenen kunnen immers maar weinig dingen tegelijk en het onbewuste luisteren naar woorden en zinnen leidt af van de studie.
En dat is ook heel logisch. Popmuziek is van oudsher helemaal niet bedoeld om bij te studeren. Integendeel, het is juist bedoeld om je van je huiswerk af te houden. Rock & roll is een regelrechte oproep om je boeken opzij te gooien, jezelf mooi te maken en uit te gaan. Om je uit te leven op de dansvloer, interessante mensen te ontmoeten en te doen wat daar verder allemaal bij hoort.
De vroegste hits uit de rock & roll, zoals Rock Around The Clock (Bill Haley, 1954), Whole Lotta Shakin’ Goin’ On (Jerry Lee Lewis, 1957) en Sweet Little Sixteen (Chuck Berry, 1958) zijn daar het levende bewijs van. Want als je die hoort, sta je binnen een paar seconden als een aap mee te zingen of brullen met dit soort goeie nummers. Of je bent als een wilde aan het shaken, rocken en rollen. Zo veel impact hebben de teksten waar we nooit naar luisteren.