Bijna een jaar geleden schreef ik hier over het nieuwe album van Spinvis, nom de plume van muzikant Erik de Jong. Of eigenlijk over het gemis aan dat nieuwe album. Want de opvolger van tot ziens, Justine Keller uit 2011 liet nogal op zich wachten. Zozeer dat ik wat koortsig begon te dromen over het onverwachte verschijnen van een spiksplinternieuw Spinvis-album.
Inmiddels zijn we bijna een jaar verder. Nog steeds niets. Nergens ook maar een spoor van nieuwe liedjes van de voormalige postbode uit Nieuwegein. En wat doe je als je geen grip kunt krijgen, dan ga je zoeken naar verborgen tekens. Nou ja, verborgen? Een zoektocht op internet brengt me bij Volkskrant-journalist Fabian de Bont die, mogelijk geteisterd door eenzelfde onrust, begin juni met De Jong sprak voor de rubriek ‘Waar is … mee bezig?’
En wat bleek? Spinvis was in juni voornamelijk ‘in zijn binnenwereld’ bezig. En die binnenwereld wil bij hem zeggen: de studio in het souterrain van zijn huis! Elke dag was hij daar korte tijd aan het opnemen, helemaal in zijn eentje!! Afstand nemend en twijfelend, zei hij, zoals bij een groeiend veld met plantjes!!! Voor een album dat hij in december af wilde hebben!!!!
OMG, december, dat is nu al bijna. Waarom heb ik dit niet zien aankomen? De tekenen waren achteraf toch overduidelijk. Spinvis hanteert gewoon een algoritme. In 2002 verscheen zijn titelloze debuutalbum, dat direct door het plafond van de Nederlandstalige popmuziek schoot, in 2005 kwam Dagen Van Stro, Dagen Van Gras, in 2011 gevolgd door tot ziens, Justine Keller.
Op al die schijfjes koppelt hij alledaags-poëtische zinnetjes aan originele muziekjes die akelig verslavend zijn. Dat blijft elke keer hetzelfde. Maar het interval tussen opeenvolgende albums verandert steeds: eerst 3, toen 6 en nu dus 5 jaar! Logisch. De plaat hierna zal dus in 2020 verschijnen, die daarna in 2022, dan 2029 enzovoort. Als je het eenmaal ziet, is het zo simpel.
Een beetje luisteraar had deze boodschap mogelijk al uit Spinvis’ werk afgeleid, verstopt in nummers als Voor Ik Vergeet, Ik Wil Alleen Maar Zwemmen of Heel Goed Nieuws, als je de muziek deels achterstevoren afspeelt. Maar goed, die nieuwe plaat komt dus volgende maand. En dat is echt heel goed nieuws. Zelfs als die onverhoopt komende maand nog níet zou verschijnen, maar ietsje later. Het komt goed. Zo belangrijk is zo’n algoritme nou ook weer niet.
Bovendien kunnen we ons in dat geval troosten met de oudejaarsshow die Spinvis en een aantal Utrechtse vrienden op 28 december a.s. geven in TivoliVredenburg, onder de titel We Vieren Het Toch. Alles Verandert! Laat je vooral niet gek maken door die lange radiostiltes. Doe ik ook niet.
Ze zeggen dat de eerste indruk bij ontmoetingen allesbepalend is. Maar andersom is ook waar: het laatste beeld dat je van iemand krijgt, is wat blijft hangen. Hetzelfde geldt voor liedjes. Over de entree van liedjes ging het
Het uitro lijkt een ondergeschoven kindje. Het begint al bij het woord zelf. Een mix van Latijn en Nederlands, zoiets als Kwalitaria of Doehetzelvia. Het staat niet in Van Dale of Groene Boekje. Zelfs in het Engels is outtro niet officieel erkend. En dan hebben we het nog niet over de spelling waarover we geen keuze willen maken, met één of twee t’s.
Soms vormt het uitro echter een belangrijk – zo niet het belangrijkste – deel van een lied.
Een ander bijzonder voorbeeld is
‘Music is escapism, because life is so damn hard’, schrijft de bekende muziekblogger Bob Lefsetz in een
‘Everybody’s Talkin’’ werd geschreven door folkzanger-gitarist Fred Neil (1936-2001), een Newyorkse vriend en leermeester van Bob Dylan tijdens diens komeetachtige carrièrestart begin jaren 60. Ik hoorde het voor het eerst in de sobere uitvoering van Stephen Stills (Stephen Stills Live, 1975), maar het nummer werd natuurlijk bekend door de
In de openingsregels is het een en al melancholie wat de klok slaat: vervreemding, eenzaamheid, miscommunicatie, je bent er wel maar je bent er niet:
En de strijkers doen daar nog een schepje bovenop. Maar dan slaat de stemming om. De wiegende latin-groove begint te werken, de snelle gitaartokkel geeft de ballad vaart. Zodat je ook als luisteraar een ontsnappingsroute aangeboden krijgt uit het tranendal dat eerst zo overtuigend voor je is neergezet.
En dan die stem. Lekker, hè? Ongemerkt ben je al weggevaren op die droevig-zonnige klanken, voortgeblazen door een zoel briesje, bijna gewichtloos stuiterend op de golven. Op weg naar een oord waar je alles kunt vergeten. Waar het weer zich aanpast aan je kleding in plaats van andersom. Je zou willen dat het nooit ophoudt. Je wilt wegblijven. Voor altijd. Zet het nummer