We zitten in de week van de Nobelprijzen, voor wetenschap, vrede en literatuur. Drie jaar geleden ging ’s werelds meest prestigieuze literatuurprijs voor het eerst niet naar iemand die woorden op papier zet, maar naar iemand die ze zingt: Bob Dylan. Er ontstond meteen gemor want zonder zijn muziek, zo klonk het, zouden zijn woorden niet standhouden, en dus behoorde zijn werk niet tot de literatuur.
Daarna was er nog meer gedoe. De eigenzinnige singer-songwriter reageerde pas na twee weken op de toekenning, ging niet zelf naar de uitreikingsceremonie maar vaardigde punkdichteres Patti Smith af, die in Stockholm vervolgens haperde tijdens het zingen van A Hard Rain’s Gonna Fall. En pas in juni 2017, vlak voor de deadline, volgde Dylans verplichte dankspeech aan het adres van het Nobelcomité, via een opgenomen videoboodschap. Alsof zijn reputatie van grillig rockfenomeen nog bevestiging nodig had.
Inmiddels is de kritiek op Dylans bekroning weliswaar verstomd, maar zijn de belangwekkende onderliggende vragen allesbehalve opgelost. Zoals de vraag of je een popliedje inderdaad los van de muziek kunt beschouwen en beoordelen, en de vraag – wat mij betreft de belangrijkste – wat een popliedje (of een pop-oeuvre) dan tot literatuur zou maken.
Afgelopen zomer stuitte ik tijdens mijn vakantie in de Noord-Franse stad Caen op een mogelijk antwoord. Bij toeval – dat wil zeggen, helemaal toevallig was het niet, want terwijl andere gezinsleden kledingwinkels afstruinen ben ik vaak te vinden in boekhandels bij de afdeling Muziek – trof ik in Caen het boek Why Dylan Matters van classicus Richard F. Thomas.
Thomas (1950), hoogleraar klassieke talen aan Harvard, is Dylan-fan en geeft naast zijn colleges over de Oudheid sinds begin deze eeuw ook een eerstejaarscollege over his Bobness. In Why Dylan Matters (2017) laat hij overtuigend zien dat Dylan niet alleen voortborduurt op de blues- en folktradities van zijn land, zoals we al wisten, maar ook op poëzie uit de Oudheid. Niet alleen Woody Guthrie en Leadbelly dus, maar ook Homerus, Vergilius en Ovidius.
Vooral Dylans songs van de afgelopen ruim twintig jaar, vanaf comeback-album Time Out of Mind (1997), blijken bol te staan van de verwijzingen naar de Klassieken. Prachtsongs als Ain’t Talking en Workingman’s Blues, beide van Modern Times (2006), putten bijvoorbeeld nadrukkelijk uit werken van de Romeinse schrijver Ovidius (43 v.C-17/18 n.C). Ook blijkt Dylan zich op zijn recente albums niet alleen sterk met de banneling Ovidius, maar ook een andere grote oude held te vereenzelvigen: Odysseus, de geplaagde Griekse krijger die na een verre oorlog rusteloos op zoek is naar zijn thuis.
Centraal in Thomas’ boek staat het begrip intertekstualiteit: door creatief hergebruik van bestaande teksten iets nieuws en betekenisvols te creëren. Waar criticasters spreken over Dylans ‘jatwerk’ of ‘plagiaat’, stelt Thomas dat Dylan zijn bronnen niet verbergt – zoals een dief zou doen – maar juist duidelijk toont. Bovendien betoogt hij dat Dylan al vanaf zijn beginjaren tegen onze gangbare romantische kunstopvattingen in is gegaan door traditie consequent even belangrijk te maken als originaliteit. De zanger gebruikt de regels én lapt ze aan zijn laars.
Het Nobelcomité motiveerde de keuze voor Dylan in 2016 onder meer met het argument dat de singer-songwriter ‘nieuwe poëtische uitdrukkingswijzen heeft gecreëerd binnen de grote Amerikaanse liedtraditie’. Dat liederen als literatuur worden gezien is historisch gezien zeer verdedigbaar. De poëzie, de moeder van de literatuur, bestond in Middeleeuwen en Oudheid voor een groot deel uit teksten op rijm die bedoeld waren om te worden voorgedragen of gezongen.
Maar ik kan me niet voorstellen dat Dylan de Nobelprijs zou hebben gekregen als hij vanaf eind jaren 90 niet zo spectaculair uit zijn artistieke dal was gekropen. Hij stond al lang op allerlei lijstjes van adviseurs van het comité vanwege zijn impact op de wereldwijde (lied)cultuur, zijn poëtische vrijmoedigheid – maar pas toen hij de oudste westerse poëzie in zijn liedjes verwerkte zong hij zijn muziek ook de literatuur in. En dat, zeg ik Richard F. Thomas na, is waarom Dylan ertoe doet.
Interessant artikel! En dan te bedenken dat Dylan in 2020 op zijn 79ste weer een nummer heeft uitgebracht (zij het eerder opgenomen). Meer dan een kwartier en vol namesdropping en iconische citaten uit de 20ste eeuw…
LikeGeliked door 1 persoon
Dank je! Dit artikel is nog van voor Dylans recentste album, Rough and Rowdy Days. Met alle namesdropping, historische gebeurtenissen en citaten past die plaat volgens mij heel goed in dit verhaal en ook bij dit artikel https://goeienummers.blog/2019/11/08/joni-mitchell-in-het-songbook/
LikeLike