Een goeie bijnaam doet veel. Ruud Gullit werd ‘De Zwarte Tulp’ genoemd, Eddy Merckx ‘De Kannibaal’. Jan Marijnissen was ‘Het Orakel uit Oss’, Margaret Thatcher ‘The Iron Lady’ en Angela Merkel was eerst ‘Das Mädchen’ en daarna ‘Mutti’. Allemaal aanduidingen die de publieke figuren nog wat extra boven andere stervelingen doen uitstijgen en tegelijkertijd de emotionele afstand tussen volk en icoon verkleinen.
Popartiesten kunnen hier natuurlijk niet bij achterblijven – denk aan ‘The Fab Four’ (The Beatles), ‘Your Majesty’ (Mick Jagger), ‘The Boss’ (Bruce Springsteen) en ‘The Queen of Soul’ (Aretha Franklin). Veelzeggende bijnamen, maar net als bij moppen en broodjeaapverhalen is de herkomst vaak in nevelen gehuld. Niemand kan of wil precies vertellen wie de naam heeft verzonnen, wanneer en waarom.
Ik vermoed dat veel bijnamen uit de koker van journalisten komen. Ze slaan zo twee vliegen in één klap: ze kunnen de artiest er op pakkende wijze mee kenschetsen én ze hebben een kleurrijk synoniem ter afwisseling van de eigennaam. Zoals ‘His Bobness’, een koosnaampje dat Dylans heilige status met enige ironie onderstreept.
In andere gevallen moeten we de oorsprong van de bijnaam dichter bij de artiest zelf zoeken. ‘The Hardest Working Man in Show-Business’, ‘Mr. Dynamite’, ‘Soul Brother Number One’, ‘The Godfather of Soul’ – dit klinkt allemaal als vintage James Brown. Soms is het sowieso slim om als artiest het heft in eigen hand te nemen. Zo kwam Prince met ‘His Royal Badness’ om ‘Minneapolis Midget’ naar de achtergrond te werken, en Michael Jackson met ‘The King of Pop’, ten faveure van ‘Wacko Jacko’. Geef ze eens ongelijk.
Sommige bijnamen klinken alsof ze afkomstig zijn van fans. Bijvoorbeeld ‘Van the Man’ (Van Morrison) – bekt prima maar is verder tamelijk armetierig. In ‘God’ en ‘Slowhand’ (Eric Clapton) klinkt onvervalste adoratie door. Dit zijn bijnamen die journalist noch de artiest zelf in de mond zouden nemen.
De mooiste categorie vind ik de bijnamen die artiesten via hun liedjes de wereld in helpen. Hier vallen artiest en muziek helemaal samen: de artiest belichaamt het liedje, en het liedje is de artiest van top tot teen. J.J. Cale deed dit in Call Me The Breeze (1972) en Eminem in My Name is (2009). Johnny Cash werd ‘The Man in Black’, George Clinton ‘Dr. Funkenstein’. Maar de mooiste nickname-song staat wat mij betreft toch op naam van Gregg Allman: Midnight Rider. Met zo’n nummer leven al je namen eeuwig voort.
2 comments