De carrière van Nick Lowe is nauwelijks te bevatten. Eind jaren 70, begin 80 beleeft de Britse zanger-basgitarist successen als solo-artiest met inventieve maar weinig authentieke liedjes (I Love the Sound of Breaking Glass, Cruel To Be Kind). Terwijl zijn meesterwerken vanaf midden jaren 90 (The Impossible Bird, The Convincer) nooit meer dan een beperkte schare trouwe fans bereiken. Hoe kan dat? Is het een bewijs voor de stelling dat kwaliteit en commercieel succes gewoon niet kunnen samengaan?
Ik ging op zoek naar het antwoord in Lowe’s recente biografie Cruel To Be Kind, van de hand van popjournalist Will Birch. Birch sprak vele mensen uit Lowe’s omgeving, alsmede de man zelf, en biedt zo een mooi inkijkje achter de schermen van de publieke persona die de Engelsman ons laat zien. Zodat we geleidelijk steeds dichter bij de kern van het enigma komen.
We lezen hoe Lowe eind jaren 70 de wonder boy wordt van de Britse punk en pubrock. Alles wat hij aanraakt verandert in goud. Hij produceert de belangrijke eerste platen van Elvis Costello, Graham Parker & the Rumour, Ian Dury & The Blockheads en The Damned, schrijft hits voor andere artiesten en speelt zalen plat met de energieke rockabilly van Rockpile. Hij verwerft zelfs halfserieuze bijnamen als Jesus of Cool, Saint Nick en Basher.
Maar halverwege de jaren 80 is het wel op. Platenlabels weten niet meer wat ze met hem aan moeten. Het botert steeds minder met manager Jake Riviera. De drank krijgt Lowe steeds meer in zijn greep. Zijn huwelijk met countryzangeres Carlene Carter loopt op de klippen. En dan, in 1987, komt de ommekeer. Singer-songwriter John Hiatt belt vanuit LA of Lowe bas wil spelen op de plaat die hij met gitarist Ry Cooder en drummer Jim Keltner wil opnemen. Lowe vliegt dezelfde avond nog naar LA, en vier dagen later zijn de opnames voor Bring The Family klaar. De plaat, met onder meer prijsnummer Have A Little Faith In Me, zou een rootsklassieker worden.
Door Bring the Family herleeft Lowes belangstelling voor de traditionele Amerikaanse muziek. Vanaf dat moment laat hij de muziekmodes voor wat ze zijn en ontwikkelt een geheel eigen stijl waarin country, soul, rock-‘n-roll en calypso samengaan met een croonende stijl van zingen en oer-Britse woordkunst. The Impossible Bird uit 1994 is de eerste proeve van Lowe’s hervonden elan – werklust is niet zijn fort – in de decennia daarna gevolgd door vijf andere studioalbums die vooral bij critici hoge ogen gooien.
In het laatste hoofdstuk van Cruel To Be Kind gaat Birch eindelijk in op het raadsel van Lowe’s beperkte succes, al geeft hij daarvoor het woord aan anderen. Volgens de een is Nick Lowe wat te erudiet en te intelligent voor het grote publiek, dat nou eenmaal gesteld is op eenvoud. Volgens een ander staat Lowe’s ironie brede populariteit in de weg. Zijn muziek heeft vaak het karakter van een pastiche – een liefdevolle overdrijving van de stijl van een bepaalde artiest – en luisteraars krijgen dan gemakkelijk het gevoel dat hij op subtiele wijze de spot drijft met hun eigen muzieksmaak.
Die verklaringen klinken best plausibel, maar toch blijf ik met mijn vraag zitten. Lowe’s teksten zijn inderdaad vaak voor meerdere uitleg vatbaar, maar door de jaren heen is zijn werk juist steeds directer, serieuzer en persoonlijker geworden. De persoon en de artiest Nick Lowe zijn steeds meer op elkaar gaan lijken. Dan is het dus onlogisch dat zijn latere liedjes minder liefhebbers vinden dan zijn vroegere.
Zou het kunnen dat ironie de afgelopen decennia steeds meer uit de gratie is geraakt bij het pop-publiek? Ik hoop dat ik ernaast zit. Luister naar The Man That I’ve Become. Of naar I Trained Her to Love Me. Fijne liedjes die je een glimlach bezorgen en tegelijk je wenkbrauwen doen fronsen. Populair of niet, Nick Lowe is de man die in ruim veertig jaar van Jesus of Cool een ‘elegant statesman of rock’ werd, sowieso een bijzondere prestatie – check him out.
Fijn Chris, deze aandacht voor een man met een bijzondere en mooie carrière. Moet bij hem altijd even denken aan zijn uitspraak: “Hello dol, my name is Ed” bij ons thuis in Overschie op het balkon tegen een buurmeisje, dat uiteraard smolt. Was met de pre-Brinsley Schwarz band Kippington Lodge aan het touren.
Kort voor zijn door jou beschreven solowerk schreef hij trouwens nog een lied van enige naam en faam, what’s so funny bout peace love and understanding, naast toch ook nog de nodige andere fraaie nummers.
Groet weer,
Joost
LikeLike
Ja, Peace, Love and Understanding, dat was misschien wel het begin van zijn tweede carrière voordat hij het zelf doorhad. De Nederlandse connectie van Brinsley Schwartz komt in het boek van Birch trouwens ook aan bod…
LikeLike