Hoe oud mag een popartiest worden?

I hope I die before I get old’ zong Roger Daltrey van The Who anno 1965 (in My Generation). Mick Jagger zei ooit in een interview: ‘Ik ben liever dood dan dat ik op mijn vijfenveertigste nog Satisfaction zing.’ Blijkbaar was de vraag hoe oud een popartiest mocht worden vrij normaal. Jeugd en popmuziek waren nog onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Maar jong sterven heeft als pop-ideaal inmiddels z’n langste tijd gehad. Waar de eerste leden van de Club van 27 (Jimi Hendrix, Jim Morrison, Janis Joplin) in zekere zin nog aan verwachtingen voldeden, riep de vroegtijdige dood van Kurt Cobain, Amy Winehouse en Avicii vooral gevoelens van afschuw en onmacht op. Bovendien kun je niet zeggen dat artiesten als Daltrey (inmiddels 76) en Jagger (78) zich echt aan hun woord hielden.

De vraag hoe oud een popartiest mag worden zouden we nu beter kunnen lezen als: wanneer zou er een einde moeten komen aan een artiestenloopbaan? (Waarbij de mens daarna nog best een tijdje mag doorleven.) Dat lijkt misschien een impertinente vraag, maar ik denk dat het tijd is om het taboe te doorbreken. Alleen: hoe beantwoorden we die vraag? Er zitten verschillende aspecten aan deze pensioendiscussie.

Allereerst het esthetische aspect. Vinden we het nog oké als muzikanten met rollators en andere hulpmiddelen over het podium schuifelen? Als we de ogen van de artiest nauwelijks nog tussen de rimpels kunnen onderscheiden en de zwaartekracht overal zijn duivelse werk heeft verricht? Ik denk het niet, want ook heden ten dage drijft de popmuziek – in elk geval deels – nog op een illusie van eeuwige jeugd. Probleem: wie hierin de scheidsrechter meent te kunnen zijn mag zich melden met de officiële diploma’s bij de hand.

Dan het sociale aspect: het argument dat rockboomers op een bepaald moment ruimte moeten maken voor de jongere generatie. Niet onredelijk, natuurlijk, maar wat wordt dan de pensioenleeftijd? In 1967 deed Paul McCartney (destijds 25, inmiddels 79) een overtuigend klinkend voorstel (64 jaar), maar dat was lang voor de huidige rockvergrijzing en de schrikbarend gestegen levensverwachting van popmuzikanten. Bovendien acht ik popmuzikanten uiteindelijk toch te veel rock-‘n-roll om tot een breed gedragen pensioenakkoord in de sector te komen.

Tot slot: het professionele aspect. Misschien kan dat uitkomst bieden, met behulp van het begrip sprezzatura. Deze term uit de Italiaanse Renaissance kun je omschrijven als ‘bestudeerde nonchalance’, ‘schijn van moeiteloosheid’ of ‘ogenschijnlijke spontaniteit’. Volgens deze kunstopvatting moest een kunstenaar – door hard te werken achter de schermen – in zijn werk en presentatie een bepaalde ‘losheid’ weten te bewerkstelligen die het kenmerk is van de ware artiest. Naar mijn idee onverkort van toepassing op de popmuziek.

Met sprezzatura als criterium zouden we in de rock-’n-roll op individuele basis kunnen bepalen wanneer een popartiest moet stoppen met werken: het moment waarop de sprezzatura onder druk komt te staan. Wanneer een artiest zichtbaar of hoorbaar aan het struggelen is. Wanneer toehoorders zich zorgen gaan maken ‘of het wel goedkomt’ en ze zich daardoor niet meer volledig kunnen overgeven aan de muziek. Dit lijkt me een logisch moment waarop een afscheid echt voor iedereen het beste is.

Dan is er nog maar één probleem over. Wie bepaalt wanneer dat tijdstip is aangebroken? Ik vind dat een hele lastige. Je hoopt dat een artiest het zelf tijdig beseft – liefst nog voordat het zover is. Sommige artiesten, zoals Elton John (74) en Paul Simon (80), hebben dat al gedaan door middel van een afscheidstournee. We moeten hen daar eeuwig dankbaar voor zijn, hun voorbeeld verdient navolging. Vooral omdat wij als fans anders die ingrijpende keuze zouden moeten maken – dat mag je ons toch niet aandoen?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s