Wie is ‘ik’ in een poplied?

theo nijland

In een interview van een tijdje geleden licht zanger-pianist Theo Nijland zijn hilarische nummer Wat een leuk liedje (2008) toe. In dit leuke liedje reageert Nijland op de hem veelvuldig gestelde vraag waarom zijn liefdesliedjes meestal gericht zijn aan vrouwen terwijl hij zelf homo is. De impliciete stelling onder de vraag is dat Nijland daarmee eigenlijk ‘aan het liegen’ is en dat dat dus verkeerd is – een opvatting die de zanger duidelijk afwijst.

ik 2

Deze discussie vestigt ook de aandacht op een interessante vraag waar we misschien niet dagelijks bij stilstaan: wie zien wij als luisteraars voor ons bij de ‘ik’ in een liedje? Het antwoord dat als eerste bij je opkomt is waarschijnlijk: degene die het lied zingt. Natuurlijk. We nemen aan – meer of minder bewust – dat de ‘ik’ overeenkomt met de persoon van de zanger(es). Dat blijkt ook uit het feit dat we vaak even verwarring voelen als een artiest een nummer van een artiest van het andere geslacht covert.

James Blake

Zo word ik bij James Blake’s versie van Joni Mitchells A Case of You even bevangen door twijfel of de jonge Engelsman wel overtuigend in Mitchells ‘ik’ kan kruipen, ook vanwege de verwijzingen naar haar vaderland Canada. In Aretha Franklins versie van Otis Reddings Respect neemt de zangeres haar toevlucht tot een tekstaanpassing: om het jaren 60-nummer geloofwaardig te maken spreekt het ik-personage haar thuiskomende partner (kostwinner) aan in plaats van andersom .

ik

Maar is het echt zo eenvoudig – koppelen we de ‘ik’ inderdaad direct aan de zanger(es)? Of weten we diep in ons hart eigenlijk dat het maar fictie is? Of laten we het liever in het midden? Hmm – dingen die we elke dag gedachteloos doen zijn soms ingewikkelder dan ze lijken.

Bredero

In de vorig jaar verschenen biografie van Bredero, De hartenjager, presenteert literair-historicus René van Stipriaan de 17e-eeuwse dichter en toneelschrijver als een vroege voorloper van de 20e-eeuwse popliedjesschrijvers. Bredero pionierde door zijn naam in verschillende varianten te laten rondzingen in zijn teksten. Hij zaaide zo verwarring over hoe je de ‘ik’ in dat werk moest lezen: was het Bredero zelf, of was de ‘ik’ toch een personage – of was het een personage dat leek op de schrijver? Een popliedje gebeurt volgens Van Stipriaan hetzelfde. Het liedje is een korte ‘dagdroom’ van de artiest, wat het een ‘vleugje autobiografie’ geeft.

YouEen vleugje biografie, dat vind ik mooi. En ik trek die redenering graag nog iets door: zoals alle dromen is zo’n dagdroom weliswaar van de dromer, maar bevindt hij zich ook buiten zijn geest. Een droom is letterlijk on-werkelijk. En dat geeft de luisteraar de kans om erin te stappen en zich een eindje te laten meevoeren. Met andere woorden: de ‘ik’ in een liedje is een beetje de artiest, een beetje een personage, maar uiteindelijk vooral degene die luistert: jij.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s