
Vorige week was de jaarlijkse uitreiking van The Grammy’s, een Amerikaans muziekfeestje waar ik normaal gesproken weinig aandacht aan schenk. Te groots , te voorspelbaar, te veel smokings, galajurken en tandpastaglimlachen. Maar toch, dit jaar werd ik, net als veel andere kijkers, oprecht verrast en ontroerd door een van de optredens.
Het beeld begint met een close-up van twee bruine handen die de overbekende gitaartokkel van Fast Car spelen. Dat is toch niet, of, nee, ja dat is ze wel… Tracy Chapman zelf, die het verhalende folknummer in 1988 als 24-jarige de hitlijsten in zong. Inmiddels met meer grijs dan zwart in haar dreadlocks, en al bijna tien jaar niet meer op televisie gesignaleerd.
Na het eerste couplet zwenkt de camera zwenkt naar rechts, naar de aanleiding voor deze onverwachte gebeurtenis: country-artiest Luke Combs, genomineerd voor een Grammy met zijn versie van Fast Car. De succesvolle Combs (33) scoorde inmiddels meer dan 380 miljoen Spotify-streams met deze opmerkelijk getrouwe cover, waarin hij zelfs het vrouwelijke perspectief van het origineel overneemt (‘You still ain’t got a job and I work in a market as a check-out girl‘).
Voor Combs, twee jaar na de release van Fast Car geboren, was dit het eerste liedje dat hij als kind op de gitaar leerde spelen. Zijn versie voelt dan ook als een regelrechte ode aan de schrijfster van het lied, en zo ziet hun duet er op het Grammy-podium ook uit. Zij rustig en ingetogen, hij verhit en blozend. Hij zingt alle regels mee, alsof hij zich niet kan inhouden. En zij straalt terug naar hem, of ook zij zich niet kan inhouden. Geen tandpasta-glimlach, maar een echte. Een prachtig beeld vond ik het, die twee generaties, zwart en wit, vrouw en man, naast elkaar, verbonden in de liefde voor die klassieke popsong. Zo mooi dat ik hem steeds weer wil afspelen.
Ik weet niet hoe het met jou zit, maar voor mij waren de jaren 80 een groot zwart gat. Muzikaal gezien dan. Verdwenen was de intimiteit van de singer-songwriters van begin jaren 70, verdwenen was ook de rebelse energie van de Britse punk en new wave van daarna. In de plaats kregen we onpersoonlijke acts met veel gespeeld drama – denk Rick Astley, Duran Duran, Ultravox, The Human League, Simple Minds, Orchestral Manoeuvres in the Dark.
Wie de popgeschiedenis vanaf de jaren 50 snel aan zich voorbij laat trekken, zal tussen 1980 en 1990 stuiten op een merkwaardige wereld die geheel in zichzelf opgesloten lijkt te zijn: absolute leegte, ingepakt in dikke lagen pathos, met synthesizers, kunstmatige galm en knallende drums uit een kastje. Geen wonder dat die muziek vanaf 1 januari 1990 al meteen gedateerd klonk.
Nou waren de doomy eigthies niet alleen moeilijk voor popfans zoals ik, ook topacts als The Rolling Stones, Joni Mitchell, Paul Simon, Stevie Wonder, Led Zeppelin en Paul McCartney zaten met de handen in het haar. Goeie nummers leken uit, flutmuziek was in. Zelfs Bob Dylan raakte in die jaren de weg kwijt.
En toch, ergens in die donkere hopeloze jaren drong af en toe een lichtstraaltje door. Eerst, in 1985, Suzanne Vega met haar
Met haar ontwapenende glimlach vertegenwoordigde de jonge zwarte zangeres in haar eentje zo’n beetje alles wat de jaren 80 ontbeerden: onschuld, oprecht engagement, een aan de folk- en gospeltraditie herinnerend stemgeluid. En ook eindelijk weer: een gewone, onvervormde akoestische gitaar. Chapman was het licht aan het eind van de tunnel: na haar kwamen tal van (vrouwelijke) singer-songwriters op die de geest van de jaren 60 en 70 deden herleven, zoals Nanci Griffith, Michelle Shocked, Sheryl Crow, Jeff Buckley, Elliot Smith en vele anderen daarna.
In hun kielzog hervonden ook veel van de Groten hun elan. Bonnie Raitt herpakte zich in 1989 met Nick of Time. In datzelfde jaar stelde MTV Unplugged het liedje weer centraal, met fijne gevolgen voor onder meer Neil Young, Eric Clapton en Sting – en hun fans. Ook Bob Dylan kwam in 1993 eindelijk uit zijn eighties-depressie, met het volledig akoestische World Gone Wrong.
En het zou me niets verbazen als de kiem van die wederopstanding werd gezaaid in 1992, tijdens het concert ter ere van Bobs 30-jarige albumcarrière, waarbij tal van collega-artiesten acte de présence gaven. Want wie stond daar tussen al die coryfeeën? Inderdaad, de bescheiden singer-songwriter die een paar jaar eerder de boze jaren 80 vaarwel had gekust met een liedje over een snelle auto waarmee zij en haar geliefde aan de uitzichtloosheid konden ontsnappen.