Thé Lau

Kippenvel – ‘Iedereen is van de wereld’ van The Scene

The SceneHet was ergens begin jaren ’90, tijdens Parkpop in Den Haag. De middagzon brandde aan de hemel. Op het podium in het Zuiderpark stond The Scene. Thé Lau en zijn band, altijd al een vette live-act, zetten in het Zuiderpark een set neer waar de vonken vanaf spatten. Hoogtepunt: ‘Iedereen is van de wereld’.

‘Dit is voor de misfits die je / her en der alleen ziet staan. / Die onder straatlantaarns eten / en drinken bij de volle maan.’

Parkpop Den HaagIedereen is van de wereld kwam uit in 1991, werd nooit een grote hit maar groeide in de loop der tijd wel uit tot een Nederlandse popklassieker. Een lied dat je in vervoering brengt, dat verbroedert. Het is zo’n typisch The Scene-nummer, stoer en gevoelig, met zijn korte zinnen en repeterende gitaarriffs. Het knappe van het nummer is dat het de solidariteit tussen alle mensen predikt zonder te vermanen. Je wordt persoonlijk aangesproken als luisteraar, als onderdeel van het publiek. Live werkt dat helemaal geweldig.

‘Rood zwart wit geel, jong oud, man of vrouw / In het donker kan ik jou niet zien, / maar deze is van ons aan jou. / En ik hef het glas op jouw gezondheid / want jij staat niet alleen’

The Lau‘Iedereen is van de wereld’ roept mededogen op, verschillen worden onbelangrijk. Het lied stelt simpelweg dat er plaats is voor elk individu, ook voor de verschoppelingen. Maar vooral voor jou: jij hoort er ook bij – net als ieder ander. ‘Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen’.

menigte in zuiderparkIets magisch gebeurde zo’n twintig jaar geleden met die swingende, meezingende menigte in het Zuiderpark waar ik deel van uitmaakte. Een groep losse individuen veranderde tijdens het opzwepende nummer in één grote brok solidariteit. Het was zo’n moment dat je niet meer vergeet. Kippenvel.

En iets van dat gevoel, van die verbroedering, namen we mee van dat veld in Den Haag. Een kostbaar bezit in tijden dat verschillen tussen groepen te veel nadruk dreigen te krijgen.

Een literaire rockster?

Bruce 1Onlangs las ik op internet over de literaire inspiratiebronnen van Bruce Springsteen. De VPRO-gids van diezelfde week meldde dat de nieuwe plaat van Johnny Marr (ex-The Smiths) vernoemd was naar Homo ludens van historicus Johan Huizinga. En als je zo even verder zoekt, kom je op talloze plekken de leesvoorkeuren van popsterren tegen.

J Kessels The NovelMaar andersom? Kun jij één auteur noemen die de wereld graag laat weten welke popmuziek hij of zij op de iPod heeft staan? Ik niet. Klassieke muziek speelt soms nog wel een rol, zoals bij Maarten ’t Hart en Anna Enquist, maar popmuziek? Er zijn een paar uitzonderingen, zoals countryfan P.F. Thomèse (J. Kessels: The Novel) en (post)punker Jonathan Franzen (Vrijheid). Maar verder schittert de popmuziek in de literaire wereld vooral door afwezigheid.

Ik vraag me af hoe dat komt. Leven schrijvers in een stiltegebied? Luisteren ze alleen naar klassiek of jazz? Nauwelijks voorstelbaar, zeker niet bij de huidige generatie. Biedt popmuziek dan een te beperkte inspiratiebron voor een hele roman? Misschien. Een gemiddeld liedje duurt maar een paar minuten en telt hoogstens twintig regels tekst. Toch is dat ook geen logische verklaring: goeie nummers wekken in dat korte bestek een complete wereld of een diep-tragische geschiedenis tot leven. Genoeg basisstof voor een vuistdikke roman.

Nick CaveIk vrees dat het uiteindelijk toch om maatschappelijke status gaat. Ja, status. Zelfs anno 2014. Want ook na al die eeuwen vooruitgang geldt literatuur nog steeds als hoge kunst, en popmuziek als lage. Schrijvers halen zichzelf omlaag als ze laten zien popmuziek serieus te nemen. Het aanzien van ‘oppervlakkige’ popmuzikanten stijgt juist als ze af en toe een (goed) boek blijken te lezen. Sommige popartiesten zetten dan ook nog een stapje omhoog: ze gaan zelf schrijven. Denk aan Huub van der Lubbe (De Dijk) en Thé Lau (The Scene) en in het buitenland aan muzikale wildeman Nick Cave.

Karl Ove KnausgardMaar ho – de schone letteren reiken ook naar de rock & roll. Jawel. Want schrijvers snakken diep in hun hart naar de populariteit en de coole uitstraling van popartiesten. Dat blijkt vooral bij de man die op jaloersmakende wijze het beste van twee werelden heeft: Karl Ove Knausgård, de schrijver van de zesdelige autobiografie Mijn strijd.

Vader van Karl Ove KnausgardKnausgård krijgt niet alleen uitstekende recensies. De Noor verkoopt ook miljoenen boeken en heeft met zijn onaangepaste karakter en ruige looks de bohemien-uitstraling waar de meeste van zijn collega’s alleen maar van dromen. De media geven hem al het vaste voorvoegsel ‘literaire rockster’ – de mooiste titel die een kunstenaar tegenwoordig lijkt te kunnen krijgen. Maar wat mij betreft is dat toch net iets te veel eer. Hoe meeslepend en verslavend Mijn strijd ook mag zijn, Knausgård is geen popster. Mocht-ie willen. Hij is gewoon een vet rockende schrijver.