Het mooiste tussenstuk

Sommige muziekjournalisten noemen het de ‘middle eight’, acht maten in een popliedje die afwijken van de coupletten en refreinen, meestal na het tweede refrein. Ikzelf gebruik door gewenning altijd het minder elegante woord ‘tussenstuk’. Een vaak aangehaald voorbeeld is het stukje in We Can Work It Out (Beatles) dat begint met ‘life is very short and there’s no time’ (op 0.43) of het complexe middengedeelte van Good Vibrations (Beach Boys) dat eindigt met een langgerekt ‘aaaaahhhhh’.

Het tussenstuk is een element in popsongs dat mij steeds dierbaarder wordt, waarschijnlijk omdat het ook steeds schaarser wordt. Wie naar de huidige hitparade luistert, kan er lang en vergeefs naar zoeken. Maar ook in recent werk uit de alternatieve pophoek – ik noem een Big Thief, een Arcade Fire of een Beach House – tref je het kleinood nauwelijks nog aan. Zou het kunnen dat het tussenstuk op weg is naar de uitgang?

Vandaag geen voorspellingen en ook geen verklaring. Liever ga ik op zoek naar de mooiste voorbeelden in de pophistorie. Voor sommigen is het tussenstuk misschien een hinderlijke onderbreking van de lekkere flow van coupletten en refreinen, maar voor mij is het juist een summum van een popsong. Zonder toptussenstuk geen topnummer. Simpel.

Misschien is dit ook wel de plek om te constateren dat het tussenstuk van oudsher tot de wereld van de pure pop behoort, waaronder ik ook de componisten van ‘lichte muziek’ en musicals en dergelijke reken. Mensen zoals Carole King en Neil Diamond, die begin jaren 60 in Tin Pan Alley en vergelijkbare liedjesfabrieken werkten aan kunstige liedjes die toch lekker in het gehoor liggen.

Een van mijn vroegste idolen, Graham Parker, grossierde vooral op zijn eerste platen in fraaie tussenstukken waarin de temperatuur van zijn al behoorlijk gepassioneerde nummers nog iets opliep. Vorige week besprak ik van de Brit met de ruige strot al even zijn prachtnummer en prachttussenstuk Between You and Me. Maar luister ook eens naar zijn Just Something You’re Going Through (Heat Treatment, 1976).

Simon & Garfunkel pakken het in America heel anders aan. Het tussenstuk is geen verheviging, maar een moment waarop de stemming omslaat. Het koppel op een avontuurlijk busreisje langs de oostkust van de VS voelt hun optimisme opeens wegebben, als donkere onweerswolken op een zonnige dag. “I’m aching and I don’t know why,” klinkt het daarna in het laatste couplet. Zelden heeft ontheemding zo akelig levensecht geklonken.

De liedjesschrijvers bij Motown wisten ook wel raad met tussenstukken, bijvoorbeeld in The Four Tops’ Reach Out (I’ll Be There). Maar het allerfraaiste exemplaar is misschien wel te vinden in Ain’t No Mountain High Enough, geschreven door Nickolas Ashford & Valerie Simpson en in 1967 de hitlijsten in gezongen door goudkeeltjes Marvin Gaye en Tammi Terrell.

Ain’t No Mountain is sowieso een wonder van spanning, met ingehouden coupletten die telkens pas in de refreinen tot ontlading komen. En dan, bij het uitkomen van het tweede refrein, ongeveer op 1 minuut 15, verandert er iets. Het vliegtuig lijkt op te trekken, houdt in, lijkt te versnellen, nee toch niet en dan ja, daar gaat-ie de lucht in. ‘Winters cold can’t stop me baby,’ zingt Tammi, en dan, nog een luchtlaagje hoger, vult Marvin haar aan: ‘If you’re in trouble, I’ll be there on the double’ en dan in een ultieme jump: ‘Just send for me, oh baby”.

Het tussenstuk van Ain’t No Mountain High Enough tilt je als luisteraar op, draait je in de rondte tot je dol bent en laat je dan op een onbekende plek weer landen – een plek die bij nader inzien heel bekend is, namelijk het hoopvolle verhaal van deze twee geliefden dat je vanaf het begin al hebt gehoord! Het mooiste tussenstuk is iets dat je heelhuids maar toch totaal veranderd laat terugkeren op aarde.

One comment

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s