Een tijdje terug schreef ik hier op Goeie Nummers over reggaelegende Bob Marley als goedheiligman, omdat hij op 5 december 1975 zijn prachtplaat Live! uitbracht en me zo liet kennismaken met de reggae. Toch heb ik me sindsdien nooit echt in de beroemde Jamaicaanse zanger en bandleider verdiept. Vorige week kwam daar verandering in door een nieuwe biografie, eenvoudigweg getiteld Bob Marley, van de hand van de Amerikaanse reggae-expert Roger Steffens.
Steffens wekt de wereld van de hoofdpersoon tot leven alsof je er zelf bij bent. Hij laat Marleys levensverhaal grotendeels vertellen door een lange stoet vrienden, bandleden en andere betrokkenen, vanaf Marleys jongensjaren tot zijn vroegtijdige dood aan kanker in 1981. Zo krijgen we onder meer een levendig beeld van de jeugdige zanger in de Jamaicaanse hoofdstad Kingston, waar hij in de jaren 60 met muzikale kompanen Peter Tosh en Bunny Wailer eindeloos oefent op meerstemmige zangpartijen, geïnspireerd door de Amerikaanse popsoul van Curtis Mayfield en diens groep The Impressions.
Nog interessanter wordt zo’n levensbeschrijving als die je de ogen opent voor iets wat je tot dusver over het hoofd hebt gezien. Het is misschien wat naïef, maar ik beschouwde Bob Marley en zijn Wailers onbewust altijd als een soort Amerikaanse artiesten. Jamaica lag in de Cariben, dus vanuit hier gezien dicht bij de VS. En ze zongen in het Engels – een ongebruikelijk Engels weliswaar, maar niet moeilijker te verstaan dan dat van Otis Redding of Bob Dylan.
Door Steffens boek besefte ik dat ik het al die tijd verkeerd zag. Marley was een artiest uit de Derde Wereld, niet uit Amerika. Het Jamaica van Marleys tijd was een voormalige Britse kolonie die pas in 1962 onafhankelijk werd. Een witte bovenlaag maakte er nog steeds de dienst uit. De zwarte bevolking was veelal straatarm. Jamaica deed dus in veel opzichten meer denken aan Zimbabwe of Zuid-Afrika dan aan de VS.
Als aanhanger van het Rastafari-geloof was Marley ook sterk gericht op Afrika, met Ethiopië als het beloofde land waar zijn volk in vrede zou kunnen leven. Meer dan wie ook gaf hij een stem aan de onderdrukte zwarte bevolking in Afrika en de diaspora. En het Afro-Amerikaanse publiek dat Marley heel graag wilde bereiken haakte pas een stuk later aan, toen hij na zijn dood echt een Wereldster werd en sommigen hem zelfs als een profeet gingen beschouwen.
Door deze biografie, die gelukkig niet meedoet aan die heiligenverering, ging ik ook opnieuw naar Marleys werk luisteren. Naar Rat Race. Naar Lively Up Yourself. Naar Concrete Jungle (uit 1973, nog met Tosh en Wailer). Onveranderd mooi en opwindend, en toch anders dan voorheen.
Op 5 december 1975, vandaag precies 42 jaar geleden, gaven Robert Nesta “Bob” Marley (1945-1981) en zijn Wailers de wereld het mooiste cadeau denkbaar: het album Live! In mijn geval overigens niet echt een presentje: het was de eerste elpee die ik als veertienjarige kocht. Na lang wikken en wegen en twee keer luisteren bij
Maar man, wat een plaat. Ook nu nog. Het uitroepteken in de titel is niet overdreven: het is één brok leven en opwinding wat tot je komt vanuit The Lyceum Ballroom in Londen, waar Live! op 18 juli 1975 werd opgenomen. Die aankondiging van de spreekstalmeester alleen al: ‘All the way from Trenchtown, Jamaica: Bob Marley & the Wailers. Come on!’ En als de band dan
Niet dat alle tracks op Live! zo opgewekt zijn. Het Jamaicaanse Rastafari-geloof dat Marley met zijn muziek uitdroeg – een levensbeschouwing die deels teruggaat op het boek Openbaringen uit de Bijbel – staat voor een groot deel in het teken van lijden. Dat hoor je in tracks als
En het gaat in de reggae natuurlijk niet alleen over pijn, maar ook en vooral over solidariteit en liefde, over verzet en verlossing. Zoals in