In 2006 werd Liege & Lief van Fairport Convention door de luisteraars van BBC Radio 2 uitgeroepen tot het meest invloedrijke Britse folkrockalbum aller tijden. Ook bij verschijning, in december 1969, kreeg het goede kritieken. En wie het album nu opzet, een halve eeuw later, wordt niet alleen getroffen door de tijdloze klasse maar ook door de manier waarop de groep – met onder meer gitarist Richard Thompson en zangeres Sandy Denny – zich het ‘klassieke erfgoed’ durfde toe te eigenen.
Alles lachte Fairport Convention in de eerste helft van 1969 toe. De Londense band, opgericht in 1967, had een nieuw, ambitieus platenlabel gevonden (Island Records) en met folkzangeres Denny voorzichtig een nieuwe koers ingezet. In januari was het album What We Did On Our Holidays uitgekomen, en de opnames voor opvolger Unhalfbricking waren in het voorjaar afgerond.
In de nacht van 12 juni 1969 sloeg het noodlot toe. Na een concert in Birmingham, op de terugweg naar Londen, raakte het bandbusje in de buurt van Watford van de weg en sloeg over de kop. Drummer Martin Lamble en kledingontwerpster Jeannie Franklyn, Thompsons vriendin, waren op slag dood. De andere bandleden kwamen er met uiteenlopende verwondingen nog relatief goed vanaf.
De tragedie had gemakkelijk het einde van de band kunnen betekenen. Maar het liep anders. De overgebleven leden kwamen kort na de begrafenis van Drimble bijeen en besloten verder te gaan, met Dave Mattacks als nieuwe drummer en violist Dave Swarbrick als vast bandlid, en met nog meer nadruk op de eigen Britse muzikale roots.
Fairport-producer Joe Boyd, een man die ook werkte met onder andere Nick Drake en later met R.E.M., kwam op het idee om de band op het Engelse platteland te laten bijkomen van alle gebeurtenissen. In het gehucht Farley Chamberlayne huurde hij voor de zomer een afgelegen landhuis. Dat pakte goed uit. Daar in Farley House, een soort Engels equivalent van Big Pink, het plattelandshuis in de staat New York waar The Band in 1968 hun Music From Big Pink hadden opgenomen, voltrok zich vervolgens een wonder van wederopstanding.
Bassist Ashley Hutchins ontpopte zich als drijvende kracht. Hij begon een obsessieve zoektocht naar oude Keltische folksongs – als een soort etnograaf, maar dan niet om liedjes te bewaren maar juist om ze weer tot leven te wekken. In de grote woonkamer van Farley House stelde Richard Thompson, tot dan vooral geïnspireerd door de gitaarexperimenten van The Grateful Dead, zich open voor de folkies Swarbrick en Denny, die zich op hun beurt lieten meeslepen door de rock-‘n-roll-attitude van de andere bandleden. Het resultaat is een album dat door de explosieve mix van oud en nieuw de standaard zette voor latere bands als The Pogues, Mumford & Sons en Lankum.
Vanaf de robuuste opener Come All Ye (‘come all ye rolling minstrels, and together we will try to rouse the spirit of the earth, and move the rolling sky’) tot de inktzwarte Thompson-compositie Crazy Man Michael is het alsof er bovennatuurlijke krachten aan het werk zijn. Acht stukken telt Liege and Lief, in lengte variërend van minder dan drie (Farewell, Farewell) tot ruim acht minuten (Matty Groves). Er zijn traditionele ballads (Reynardine), experimentele dramatische stukken (Tam Lin), punkfolkstampers avant la lettre (The Lark In the Morning Medley). Na beluistering heb je het idee door meerdere eeuwen te hebben gezworven, op deze aarde en hoog erboven. Helende muziek, voor de makers en de luisteraars.