Onlangs sprak ik iemand die ‘helemaal in het nu’ wilde leven. Wie bezig was met terugkijken of plannen, zei ze, leefde niet in het nu – en dat was niet goed. Ze keek erbij of ze een alom geaccepteerde waarheid verkondigde – en helemaal vreemd klonk het me ook niet in de oren. Ik was het er alleen totaal niet mee eens.
Waar ik me wel in herkende: de verwondering over mensen die voortdurend bezig zijn met toekomstplannen. Ik vind dat heel bewonderenswaardig, vooral als iemand die plannen ook nog in werkelijkheid weet om te zetten, maar mijn gestel lijkt van nature vooral in de ontvankelijke stand te staan. De werkelijkheid laat daarop zijn indrukken achter, meer dan andersom.
Ik vroeg me ook af of mijn weerzin niet wat ongerijmd is voor een popmuziekliefhebber. Want als er iets is dat alleen in het nu bestaat, dan is het wel muziek. Zodra het stopt, is het weg. Maar inmiddels denk ik er wat van te begrijpen. De weemoed en nostalgie waarmee het reizen door de popgeschiedenis gepaard gaat, leveren mij altijd veel meer genot dan pijn op. Waarom zou ik daar vrijwillig afstand van doen?
Nog belangrijker is waarschijnlijk dat ik bijna wekelijks van nabij zie wat het betekent als iemand letterlijk in het nu leeft, als vrijwel uitsluitend gebeurtenissen uit de laatste halve minuut in het bewustzijn blijven. Ik zie dan vooral desoriëntatie, onrust en onzekerheid. Je vraagt je af wat er van het nu overblijft als het verleden zo diffuus en ongrijpbaar is.
Maar de belangrijkste reden voor mijn afkeer van het onversneden heden is toch het idee dat we in dat nu zouden moeten leven. Waarom zouden we in hemelsnaam allemaal hetzelfde moeten zijn? Ik zie het gewoon niet. Laat iedereen toch zichzelf kunnen zijn. Hoe ouderwets. Hoe mooi.
Genoeg gedacht en gepraat. Tijd voor muziek: Who knows where the time goes? van Fairport Convention uit 1969, met de nog immer betreurde Sandy Denny. Laat haar nog eens zingen hoe afschuwelijk en raadselachtig en prachtig het is dat de tijd verstrijkt en dat alles vergaat en verglijdt.
Het woord nostalgie heeft vaak een wat negatieve bijklank,
Een van de besten in dat genre is James Taylor. Al vanaf de tijd dat hij jong was, trouwens. De eerste platen van de singer-songwriter uit North Carolina (VS) zijn gevuld met folkliedjes vol heimwee en ander onvervulbaar verlangen als ‘Carolina In My Mind’ en ‘Country Road’. Op New Moon Shine uit 1991 staat zijn misschien wel mooiste nostalgie-nummer:
Copperline was een ruig gebied in de buurt van het stadje Chapel Hill in North Carolina waar Taylor met zijn broers en zus opgroeide: een landschap waarin slangen en hagedissen rondkropen en waar ook illegaal whisky en andere spiritualiën werden gestookt. Voor de jonge James was het een paradijs waar hij ‘s avonds na het eten stiekem in kon verdwijnen voor allerhande avonturen.
Copperline, vertelt de zanger in het tweede couplet, was ook de plaats waar hij een onverwachte kant te zien kreeg van zijn vader, de arts en docent Isaac Taylor: ‘One time I saw my daddy dance, watched him moving like a man in a trance. / He brought it back from the war in France, down onto Copperline.’ Op de een of andere manier is dit ook altijd het moment waarop de trance van de vader en die van het nummer, met zijn repetitieve cadans, op mij overslaat.
Maar zoals het altijd lijkt te gaan met paradijzen, zo blijkt ook Copperline niet meer te zijn wat het was. Taylor keert er als volwassene terug, om te bemerken dat nieuwe prefab-huizen van multiplex het landschap van zijn jeugd hebben aangetast (‘Tore up and tore up good‘). Gelukkig is daar dan nog zijn geheugen om het oude Copperline terug te brengen naar het heden. En naar ons.
Het nummer bevat veel autobiografische elementen, zoals de kreek bij het huis van de Taylors (Morgan Creek) en de hond Hercules. Maar ondanks deze details over onbekende plekken, dingen en mensen kunnen we ons uitstekend in deze wereld verplaatsen. Ik denk dat dat is omdat we uiteindelijk allemaal ons eigen Copperline hebben: dat moeilijk te beschrijven gevoel van avontuur en zorgeloosheid dat verbonden is met bepaalde plaatsen van je jeugd en dat je af en toe best weer zou willen hebben – al weet je dat het niet kan. Behalve in je herinnering. Met hulp van een nummer als Copperline.


