
Afgelopen zaterdag was ik voor de 6e of 7e keer te vinden op het jaarlijkse americana-festival Ramblin’ Roots in het Utrechtse muziekpaleis TivoliVredenburg. Ramblin’ Roots, de opvolger van het roemruchte Blue Highways, presenteert in vier zalen 18 acts die samen een mix van folk, country, blues en soul ten gehore brengen. En al is de line-up vanwege corona de afgelopen jaren iets bescheidener en minder Amerikaans, het festival heeft voor mij nog altijd een magnetische aantrekkingskracht.
Ik vroeg me af – als onderdeel van de never-ending zoektocht naar mijn eigen smaakontwikkeling – waarom dat eigenlijk zo is. Waar komt mijn liefde voor de americana vandaan en waarom is die tot op de dag van vandaag blijven bestaan? En is er iets over te zeggen dat niet alleen voor mij geldt, maar ook voor al die andere liefhebbers die in een soort bedevaart jaarlijks naar Ramblin’ Roots komen?
Het is meestal niet gemakkelijk om te zeggen waarom je van een bepaald genre houdt. Onze muziekvoorkeuren zitten onzichtbaar in onszelf verborgen. Muziek laat zich sowieso slecht beschrijven. Het gaat om iets intuïtiefs en raadselachtigs. Wat ik wel kan zeggen is wanneer en hoe mijn liefde voor americana is ontstaan.
Het was 1975. Ik was 12, zat net op de middelbare school en de radio zond wekelijks ‘specials’ uit. Dj’s als Theo Stokkink of Vincent van Engelen besteedden een heel uur lang, soms in een serie van meerdere afleveringen, aandacht aan één artiest of één groep. Een openbaring, je hoorde nu eens niet de bekende liedjes uit de hitparade, maar werk van serieuze albumartiesten die vaak 5 of 10 jaar eerder furore hadden gemaakt, zoals Stevie Wonder, Van Morrison en Jimi Hendrix.
Die uitzendingen lieten mij kennismaken met verloren gewaande schatten die exclusief voor mij leken te bestaan. Ze staan nog steeds in mijn geheugen gegrift. De meeste indruk maakten misschien wel de specials over The Band, Bob Dylan en Crosby, Stills, Nash & Young. Allemaal artiesten die diep putten uit de rijke Amerikaanse muziektradities.
De onbekende steden, streken en mensen in hun liedjes spraken zoveel meer tot mijn verbeelding dan wat ik om me heen zag in de aangeharkte betonnen slaapstad waarin ik opgroeide. De muziek was meer ‘echt’ dan de realiteit van mijn eigen leven. En ik kon helemaal in die verhalende liedjes verdwijnen, ik waande me in het ruige landschap aan de overkant van de oceaan. Ze drukten een tijdloze waarheid uit. Denk aan A Hard Rain’s Gonna Fall (Dylan), The Night They Drove Old Dixie Down (The Band) of Almost Cut My Hair (CSNY).
Ook hedendaagse americana zoals die van Birds of Chicago (American Flowers) of Cassandra Jenkins (Hard Drive) heeft voor mij die kwaliteiten. Mijn liefde voor het genre komt voort uit een verlangen naar een wereld met een betekenisvol verhaal. Ik vind het mooi als muziek niet zozeer een herkenbaar fragment uit de werkelijkheid presenteert, maar iets groters, iets waar de realiteit geen vat op heeft. Een echte wereld ver verwijderd van spreadsheets, algoritmes en deadlines, mode en social media. Dat is wat mij elk jaar naar Ramblin’ Roots trekt. Herkenbaar, ook voor jou?