Van alle popgenres heeft de blues tot dusver misschien wel de meest merkwaardige weg afgelegd. En niet altijd de meest glorieuze. Niet alleen vanwege de ellende waar het in bluessongs vaak over gaat, maar vooral vanwege de beperkte maatschappelijke erkenning.
De blues kent een nederig begin op het platteland van de Mississippi-delta in het diepe zuiden van de VS, ergens begin twintigste eeuw. Bluesmuzikanten speelden eenvoudige liedjes op primitieve instrumenten in armoedige kroegen voor een weinig draagkrachtig zwart publiek. De muziek vermengt elementen van spirituals, worksongs en zogenoemde field hollers, met duidelijke Afrikaanse wortels, de teksten bevatten vaak bedekte toespelingen gericht tegen de blanke overheersers.
Voor jonge zwarte mannen en vrouwen bood een carrière als bluesartiest een kans om te ontsnappen aan het uitzichtloze bestaan van katoenplukker, al was het geen vetpot, zoals het levensverhaal van de legendarische bluesman Robert Johnson laat zien. Pas met de elektrische uptempo variant, de Chicago-blues, komt er vanaf de jaren 40 meer succes. Maar uiteindelijk gaat de blues toch vooral de popgeschiedenis in als de onmisbare vonk waarmee halverwege de jaren 50 de rock-‘n-roll wordt aangestoken: de muziekstijl waarop vele (blanke) performers (Elvis Presley, Jerry Lee Lewis, Little Richard) en hun opvolgers zullen binnenlopen, de blues als een soort empty-nest ouder achterlatend.
Tot de zogeheten British Invasion begin jaren 60. Bijna vergeten bluesmannen als Muddy Waters, B.B. King en Buddy Guy worden herontdekt door bands als The Rolling Stones, Them en Cream, en krijgen een tijdlang goede optredens in behoorlijk grote zalen in Europa. Maar het ‘eigen’ zwarte publiek is inmiddels alweer een stuk verder. Dat luistert naar de nieuwe soulartiesten Marvin Gaye, Stevie Wonder, Otis Redding en Aretha Franklin.
En zo zal het verder gaan. Terwijl de hardrock van Uriah Heep, The Free, AC/DC en Deep Purple – in feite een opgevoerde versie van de blues – stadions vult en het zwarte publiek overstapt van soul naar disco, r&b en hiphop, komt de blues op de kleinste podia terecht, met vooral blanke hoogopgeleide Europeanen en Amerikanen als toehoorders.
En in koffietentjes. Dat wrijft singer-songwriter Ron Sexsmith ons onder de neus in Jazz At The Bookstore (Time Being, 2006). De Canadese songsmid, vooral specialist in liefdesliedjes, windt zich hier op over de manier waarop blues en jazz tegenwoordig worden gebruikt als decor voor vrijblijvend stedelijk hedonisme: terwijl de clientèle slokjes neemt van koffievarianten met onuitspreekbare namen, is Leadbelly nog net hoorbaar boven het geluid van de koffiemolen.
Ja, het is vreemd gelopen met de blues. Van subversief geluid uit de onderste lagen van de samenleving in de loop van een eeuw naar achtergrondruis bij het sociale verkeer van de hoogopgeleide stedeling. Maar je kunt het ook anders zien. Want als er één houding is die bluessongs uitdragen, dan is dat de onwil om je door het leven te laten knechten. En zo’n boodschap moet onderhuids heel welkom zijn bij die hedendaagse stadsbewoners met hun relatiekeuzestress, tijdelijke arbeidscontracten, moordende concurrentie en de sociale dwang om alles uit het leven te halen.
Kan het toeval zijn dat Lightnin’ Hopkins meer dan een halve eeuw geleden al een hit scoorde met Coffee House Blues?
Het komt misschien vreemd over dat ik me tot u richt alsof u een eerbiedwaardige oudere man bent. Want bij uw overlijden, vandaag tachtig jaar geleden, was u half zo oud als ik nu. De eerste van de
Toch, de eerbied is onvermijdelijk. U bent – al had u het zelf nooit kunnen bedenken, zo jong nog en vol ambitie – de grondlegger geworden van zo’n beetje de helft van de populaire muziek die na uw dood ontstond. Muziek die de wereld zou veroveren: de elektrische blues, de rock-‘n’-roll, de blues- en hardrock, zelfs van het genre van de singer-songwriters, met hun zelfgeschreven liedjes en akoestische gitaren.
Uw leven was niet alleen veel te kort, wij weten er ook nog eens ontstellend weinig van. En net als bij artistieke oervaders als Shakespeare en Homerus bevat uw biografie meer speculaties, geruchten, controverses en legendes dan feiten. Zoals de befaamde Crossroads-mythe: dat u op een zeker kruispunt nabij Clarksdale, Mississippi uw ziel aan de duivel verkocht in ruil voor virtuositeit op de gitaar. Begonnen als een mooi verkoopverhaal voor collega en halve naamgenoot Tommy Johnson, werd het postuum op uw biografie geplakt. Het faustiaanse verhaal sprak zo tot de verbeelding dat er een halve eeuw na uw vertrek zelfs
Los van de mythes, dit zijn de erkende feiten, te vinden in Tom Graves’ biografie Crossroads, The Life and Afterlife of Blues Legend Robert Johnson: geboren op 8 mei 1911 en opgegroeid in armoede in een zwart gebroken gezin te midden van de katoenplantages in de Mississippi-delta. Dan: een poging om aan dat uitzichtloze bestaan te ontsnappen als rondtrekkende blueszanger, redelijk succesvol. Verder: een lui oog, wisselende opvoeders, een jong huwelijk dat vroeg eindigde met de dood van moeder en kind in het kraambed, en een uitgesproken liefde voor whiskey en vrouwen die vermoedelijk uw dood is geworden, op 16 augustus 1938. En twee foto’s. Meer is er niet.
Behalve natuurlijk uw liedjes, in 1936 en 1937 opgenomen in San Antonio en Houston in Texas. In totaal 27 kale, indringende bluessongs, koortsachtig gezongen, alsof de duivel u op de hielen zat. Zang en gitaar, zonder de overdubs en andere studiotrucs die later in zwang zouden komen. Eén hitje op het Vocalion-label leverde het destijds op, Terraplane Blues. Maar hoeveel invloed die muziek zou hebben op andere artiesten, dat is bijna onvoorstelbaar. Net als bij Shakespeare en Homerus is uw naleven vele malen omvangrijker dan dat leven zelf – puur door de klasse van het werk dat overleefde.
Veel nummers uit de twee Texaanse sessies werden klassiek, zoals
U moet een moord hebben gedaan voor eigen succes. Toch zie ik zomaar voor me hoe u nu daarboven achterover leunt, strak in het pak, een goed glas whiskey bij de hand, genietend van het geruzie van historici over uw exacte levensloop, maar vooral van wat andere muzikanten allemaal van uw liedjes hebben gemaakt: Howlin’ Wolf met
Wie de bakermat van de popmuziek wil bezoeken kan de legendarische Route 66 nemen: de snelweg van Memphis (rock-‘n-roll), door de Mississippi Delta (blues) naar de ‘City of Sin’ New Orleans (jazz). Vele muziekpelgrims legden deze tocht al af. De Nederlandse muziekjournalist Leendert van der Valk besloot het anders te doen. Samen met zijn vriendin Winnie ging hij – Hollandser kan bijna niet – op de fiets.
Want alleen zo, over kleine weggetjes, dicht op het land, dacht Van der Valk, kun je echt in contact komen met het hete, lege en vaak zompige land in het zuiden van de VS dat de rock-‘n-roll, blues, jazz en rythm-and-blues voortbracht. Het resultaat van die soms hachelijke fietstocht is
In Duivelsmuziek, dat de shortlist van de Bob den Uyl-prijs voor reisverhalen haalde, reis je mee in de slipstream van het Nederlandse tweetal: naar een gevangenis die functioneert als katoenplantage en radiostation. Naar Howlin’ Wolf en Muddy Waters, naar voodoofunk, gospel en Caribische straatjazz in New Orleans.
In een van de mooiste scènes, waarin hilariteit en huiver met elkaar wedijveren, begeven Leendert en Winnie zich rond middernacht te voet naar de crossroads: het kruispunt waar bluesicoon Robert Johnson volgens de legende rond 1930 zijn ziel aan de duivel verkocht in ruil voor zijn onnavolgbare gitaarspel. De duivel ontmoeten ze er niet, en de geest van Johnson evenmin. Maar Van der Valk grijpt het verhaal aan om duidelijk te maken welke rol het voodoo-geloof speelde in de oervormen van de popmuziek – voor mij een eye-opener.
De duivel van Johnson, zo blijkt, was naar alle waarschijnlijkheid een omvorming van Papa Legba, een voodoo-god die vaak bemiddelt tussen mensen en andere goden. Voodoo wordt vaak versimpeld tot een griezelig bijgeloof met naalden en poppetjes. In werkelijkheid hielp het vanuit Afrika meegenomen geloof de slaven om in het verborgene, buiten het zicht van plantagehouders, de spirituele banden met het vaderland te behouden. Om dan uiteindelijk in een andere vorm in de blues en New Orleans jazzfunk terecht te komen: zie
Het beste nieuws is dat Van der Valk zijn journalistieke zoektocht naar voodoo – ditmaal vermoedelijk niet per fiets – heeft voortgezet vanaf New Orleans naar de Cariben, West-Afrika en verder, tot en met een oer-Hollandse gymzaal in Zaandam. Zijn boek Voudou, begeleid door een cd met salsa, jazz, kaseko, blues en funk, is net uit. Op VPRO’s
Je stapt over de drempel van een nachtclub in de jaren dertig. Achter in het etablissement, door de rookslierten heen, ontwaar je op het krappe podium een swingende ragtime-band. Al snel raak je in de ban van de stoere, sexy zangeres achter de microfoon. Dit is ongeveer wat je overkomt als je luistert naar
Een paar jaar geleden hoorde en zag ik de neo-traditionele band uit New Orleans voor het eerst, op het festival Take Root in Groningen. Met een retestrakke tuba in plaats van de contrabas of basgitaar brachten de vijf mannen en een vrouw het oude jazz-, ragtime- en bluesmateriaal volkomen overtuigend naar de 21e eeuw. Zangeres Meschiyah (spreek uit: Mà-sjie-ja) Lake maakte zowel indruk door haar verschijning als haar stem. Met haar rijkelijk getatoeëerde armen en torso past ze helemaal in het beeld van de vrouw die haar carrière begon als vuurspuwer en glaseter in een circus.
De band debuteerde in 2012 met Lucky Devil, een jaar later gevolgd door Foolers Gold. Na deze twee albums volgde een uitgebreide tournee over de wereld, en nu is er een nieuw album, Bad Kids Club: misschien een tikkeltje moderner en gevarieerder dan de voorgangers, maar verder is er weinig veranderd. En dat is maar goed ook.
Lekker smerig klinkt Lake’s stem in Brand New Funk. Weemoedig als Billie Holliday in Hey Marry Wanna en Woman Seeking Man. Uitdagend in het aloude ‘Lectric Chair Blues van Blind Lemon Jefferson. En de trombones, saxofoons, klarinetten en trompetten buitelen ouderwets als jonge honden over elkaar heen.
De drie albums zijn, vooral als je je versterker een beetje opendraait, heerlijke opwarmers voor de plek waar mevrouw Lake & De Kleine Grote Hoorns volledig tot hun recht komen: op het podium. En dat komt goed uit. Tussen 5 en 13 mei kun je op diverse plekken in ons land, bijvoorbeeld in 







