
Foto: Phil Nijhuis
Op 18 maart 2020 zakte minister van Medische zorg Bruno Bruins in de Tweede Kamer voor het oog van de camera’s in elkaar tijdens het beantwoorden van kritische vragen van het parlement. Een dag later trad hij af vanwege oververmoeidheid. Hij was in zekere zin het eerste bekende slachtoffer van de corona-epidemie.
Nu, bijna een jaar later, kijk ik naar een foto van Bruins tijdens een persconferentie over het coronavirus. De foto moet niet lang voor zijn afscheid zijn genomen. Hier stond de minister nog rechtop, maar het is moeilijk om naar deze foto te kijken zonder de kennis over het vervolg erbij te gebruiken.
Het wegvallen van popconcerten en festivals is een ramp. In de eerste plaats voor artiesten, organisatoren, zaaleigenaren en alle andere mensen die in de branche hun brood verdienen, zoals licht- en geluidstechnici en podiumbouwers. Maar ook veel popliefhebbers, waaronder ikzelf, hebben eronder te lijden.
Want voor elke rechtgeaarde popfan is het concert nog steeds dé plek voor de hoogste muziekbeleving en emotionele impact. Daar kan een plaatopname niet tegenop. Er is die onverklaarbare interactie tussen publiek en artiest, tussen een grote groep individuen die, zoals theaterredacteur Herien Wensink dat in de Volkskrant zo mooi noemt, een
In deze coronatijd moeten we vanwege de ‘intelligente lockdown’ heel wat moeilijke dingen leren: gepaste afstand houden, hulp vragen – en alleen zijn. Vooral voor alleenstaanden kan dat laatste zwaar zijn. Een hug, een schouderklopje, samen eten, drinken, smoezen of bingewatchen – een groot deel van de dingen die het leven normaal kleur geven zijn nu onmogelijk.
In de krant las ik gisteren 


