in memoriam

Brian Wilson

Een genie wordt hij genoemd. Omdat hij eigenhandig de bakens in de popmuziek een flink stuk verzette, met zijn bijzondere harmonieën en arrangementen. En misschien ook vanwege zijn psychische problemen. Sinds de Romantiek heerst immers de opvatting – terecht of onterecht – dat genialiteit en geestesziekte in elkaars verlengde liggen.

Afgelopen week overleed Brian Wilson, het voornaamste lid van The Beach Boys, 82 jaar oud. De man die bijna in zijn eentje verantwoordelijk was voor één van de belangrijkste en meest complexe albums uit de popmuziek: Pet Sounds. En van het geheimzinnige meesterwerk Smile, dat tientallen jaren gold als het beste nooit uitgebrachte popalbum ever.

Lange tijd beschouwde ik The Beach Boys als een oppervlakkige en oubollige hitparade-act. Een tamelijk oppervlakkig en oubollig oordeel, zou je met de kennis van nu kunnen zeggen. Dat veranderde toen ik Brian Wilsons soloalbum I Just Wasn’t Made For These Times uit 1995 hoorde, met sobere versies van een aantal van zijn bekendste nummers. Pas toen werd ik me bewust van de naakte kwaliteit van Wilson fenomenale melodieën en akkoordenreeksen. Mini-symfonietjes waren het, ook zonder de uitgebreide orkestraties.

Ook viel me toen pas de grote kwetsbaarheid en naïviteit in zijn teksten op. Met I Just Wasn’t Made For These Times was de zanger na een lange periode van verslavingen en psychische problemen weliswaar ‘terug op aarde’, maar hij klonk als een verdwaalde. Als een man die het leven totaal niet aankan en met zijn liedjes smeekt om verlossing en bescherming. Het riep bij mij evenveel bewondering als medelijden op.

Maar niet alleen medelijden. De onzekerheid, angst en somberheid die Wilson in zijn liedjes schetst, zijn weliswaar sterk uitvergroot, maar vanuit het kind dat in ons schuilt ook zeer herkenbaar:  

“In this world I lock out all my worries and my fears / In my room / (…) Do my crying and sighing, laugh at yesterday” (In My Room).

Wilson was naar eigen zeggen niet gemaakt voor deze tijden. Hij was een wereldvreemde, kinderlijke ziel. Hij was in feite niet gemaakt voor deze hele wereld, denk ik. Al helemaal niet voor de wereld van de popartiest, met alle druk van de buitenwereld: de platenmaatschappij, het management, mede-groepsleden, journalisten, fans en de rest van het publiek. Misschien is dat de reden dat de zanger zich in zijn mooiste liedjes rechtstreeks tot die andere wereld lijkt te richten: God Only Knows, Good Vibrations, Love and Mercy, The Warmth of the Sun.

Wij mogen hier naar die bovenaardse schoonheid luisteren. Hij is al daar. R.I.P. Brian Wilson.

Garth Hudson

Deze week overleed organist Garth Hudson (87), het laatst overgebleven lid van de legendarische Canadees-Amerikaanse rootsrockformatie The Band. Pianist Richard Manuel (1986), bassist Rick Danko (1999) en drummer Levon Helm (2012) waren hem jaren geleden al voorgegaan. Gitarist en officieuze bandleider Robbie Robertson overleed in 2023.

The Band begon als begeleidingsband van rockabillyzanger Ronnie Hawkins (toen nog als The Hawks). Na een toernee als begeleiders van Bob Dylan gingen ze zelfstandig verder als The Band en debuteerden ze in 1967 met het album Music from Big Pink. Ze zouden in de daaropvolgende 9 jaar een onuitwisbaar stempel op de popmuziek zetten. En ook op mij als popliefhebber en amateurmuzikant.

Gedurende mijn tienerjaren wist ik The Band net op tijd in te halen. Ten tijde van Music from Big Pink was ik pas vier jaar, maar bij de release van de filmdocumentaire over hun grootse afscheidsconcert The Last Waltz, in 1978, zat ik al tot over mijn oren in de muziek van het vijftal. Big Pink, de titelloze tweede lp (‘The Brown Album’, 1969) en Stage Fright (1970) had ik inmiddels grijsgedraaid, net als hun bijdragen aan Dylans live-plaat Before The Flood en Planet Waves (beide uit 1974).

Wat me zo aantrok in The Band? Alles. De liedjes vol oeroude verhalen uit een soort mythisch Amerika, zoals The Weight, The Night They Drove Old Dixie Down en The Shape I’m In. Het ruwe en ongepolijste van die somber ogende mannen met baarden, hun gebrek aan sterrendom. Hun onnavolgbare samenspel en samenzang, met drie sterke leadzangers die elkaar afwisselden. De manier waarop ze traditionele Amerikaanse genres – folk, rock, country, gospel, rhythm & blues, rock-‘n-roll – vermengden tot iets nieuws dat volkomen tijdloos klonk.

The Band zit zo diep in mij verankerd, dat hun muziek ook doordringt in de liedjes die ik zelf maak als zanger-liedschrijver in de band Echte Mannen. Zo schreef ik een lied over zanger-pianist Richard Manuel waarin ik zin probeer te geven aan zijn vroege zelfgekozen dood (‘Bevrijd‘). Ik schreef een lied geïnspireerd op het smeuïge Ophelia, van Northern Lights, Southern Cross uit 1975. En ik werk nu aan een soort antwoord op prachtsong The Rumor van Stage Fright. Gelukkig is The Band onnavolgbaar, dus vergelijken heeft geen zin, zeg ik er maar even bij 😉.

Genoeg over mezelf. Terug naar Garth Hudson. In de mooie necrologie van Gijsbert Kamer in De Volkskrant van afgelopen woensdag wordt Hudsons veelzijdigheid geroemd. De man speelde niet alleen orgel, maar ook saxofoon, accordeon en hoorn. Hij was ook een buitenbeentje in The Band, meldt Kamer. Hudson was de enige die muzikaal geschoold was en die niet zong. Hij hield zich liever wat op de achtergrond maar had ondertussen een belangrijke en onderschatte rol als arrangeur in de groep.

Ik had gek genoeg nooit echt stilgestaan bij de arrangementen van The Band. Was die muziek, die zo organisch en allesbehalve gladgestreken klinkt, door Garth Hudson gearrangeerd? Met die vraag in mijn achterhoofd luisterde ik de afgelopen dagen nog eens naar de catalogus van The Band op Spotify, de laatste jaren uitgebreid met vele live-registraties, demo-versies en outtakes. Via verschillende versies van een-en-hetzelfde nummer kun je de ontwikkeling ervan mooi volgen.

En nu hoorde ik inderdaad dat die zo organisch en rauw klinkende muziek wel degelijk het resultaat is van uitgekiend arrangeren, schaven en boetseren aan basisideeën. Elk instrument en elke stem krijgt steeds net voldoende ruimte, terwijl het volgende instrument hem alweer op de hielen zit. Dat maakt The Band zo levendig. En Hudsons orgel smeedt alles vaak aan elkaar zonder er een verstikkende toetsendeken overheen te leggen. Razendknap.

Luister bijvoorbeeld naar de samenhang van basgitaar, mandoline, gitaar en accordeon (Hudson) in Rockin’ Chair, en naar de manier waarop de stemmen elkaar opvolgen. Of luister naar deze demo-versie van All La Glory. En daarna naar de versie die uiteindelijk op Stage Fright terechtkwam. En let vooral ook op die hemelse orgelsolo in het midden.

Laatste aanwijzing van Hudsons geluids- en arrangeergenie: In Up on Cripple Creek gooide Hudson zijn clavecimbel door een wah-wah-pedaal om een vette knerpende funky groove te creëren – Stevie Wonder eat your heart out! Misschien was de bebaarde wizard achter de toetsen, de man die zijn mond nauwelijks opendeed, wel de muzikaal leider van het spul, bedenk ik. We zullen het nooit helemaal weten, maar het klinkt aannemelijk. Vaarwel Garth. R.I.P.

Karl Wallinger

Afgelopen maandag verscheen opeens op internet het overlijdensbericht van Karl Wallinger, de Britse singer-songwriter die werkte onder de bandnaam World Party. Niet ouder dan 66 werd hij, een doodsoorzaak is niet bekendgemaakt. Wel bekend is dat Wallinger al lang kampte met de gevolgen van een hersenaneurysma dat hem in 2001 bijna fataal werd.

Begin jaren 90 maakte ik kennis met het werk van Wallinger. Ik leerde dat de Welshman midden jaren 80 deel had uitgemaakt van The Waterboys (ook een favoriet in die jaren) voordat hij die band en Londen had verlaten om terug te keren naar zijn geboortegrond. Het tweede World Party-album, Goodbye Jumbo (1990) draaide ik in die dagen grijs. Karl Wallinger veroverde een speciale plek in mijn hart.

Wallinger was een soort kluizenaar. In zijn eigen thuisstudio in een vervallen pastorie knutselde hij zijn albums grotendeels eigenhandig in elkaar. De versterkers tijdens zijn optredens stonden heel zacht afgesteld, tegen de destijds heersende mode in om het publiek met je geluidsvolume tegen de achterwand te plakken. Hij werd niet altijd begrepen.

Wallinger was rechtshandig maar speelde linkshandig op een omgekeerde gitaar. Hij was niet commercieel, de liefde voor muziek dreef hem. Desondanks haalden twee van zijn liedjes de hitparade en werd zijn ultieme liefdesliedje She’s the One in het VK een nummer 1-hit in de uitvoering van Robbie Williams.

Wallinger liet zich inspireren door de mooiste popmuziek: Beatles, Stones, Dylan, Motown, seventies funk. De man WAS muziek. In zijn liedjes citeerde hij graag zijn muzikale helden, op een speelse, bijna humoristische manier. Luister naar Way Down Now, met het bekende ooh-ooh-koortje uit Sympathy for the Devil, of het groovende Ain’t Gonna Come Till I’m Ready, dat klinkt als een Sly Stone-nummer dat om onbegrijpelijke redenen nooit een lp haalde. Zojuist las ik in de mooie necrologie in The Guardian dat hij Sly’s Family Affair als ringtone op zijn telefoon had staan.

Wallinger zong, speelde en schreef vanuit zijn hart. Over onderwerpen die hem boos of verdrietig maakten, zoals censuur en de vernietiging van de aarde. Dat deed hij al toen die onderwerpen nog helemaal niet ‘hot’ waren in de popwereld. Hij zong het van zich af in liedjes als Ship of Fools en Another World.

Het mooiste aan hem vond ik zijn stem, vooral als hij zijn falset gebruikte, zoals in Is It Like Today? en het al genoemde Ain’t Gonna Come Till I’m Ready. Een ijl en herkenbaar geluid dat uit een ander lichaam leek te komen. Luister naar Wallingers eigen versie van She’s the One, die de cover van Robbie Williams ruimschoots overtreft in, eh ja, wat eigenlijk? In subtiliteit, in muzikaliteit? Ja, dat ook. Maar ik bedoel vooral: in liefde.

Robbie Robertson

Nee, niet alweer. Niet wéér een popheld die vertrekt naar de eeuwige rockvelden. Dat dacht ik toen ik gisteren las over het overlijden van Robbie Robertson, de gitarist en belangrijkste liedschrijver van The Band, op 80-jarige leeftijd. De man die eind jaren 60 misschien wel eigenhandig de basis legde voor het hele genre Americana, zoals we sinds pakweg de jaren 90 het popgenre noemen dat – hoe verschillend in uitwerking ook – steeds teruggrijpt op de traditionele folk, country en blues van het continent.

The Band was baanbrekend. Eind jaren 60 waren de meeste andere bands bezig de grenzen van de oorspronkelijke rock-‘n-roll en soul op te rekken met muziek die vooral ‘moderniteit’ uitstraalde en de inspiratie haalde uit de stad of uit de eigen psyche. Denk aan de steeds gladdere hitproducties of de experimentele prog-, hard- en psychedelische rock van die tijd.

Robbie Robertson en zijn kompanen legden de omgekeerde weg af: ze keken terug. Ze richtten hun ogen en oren op de muziek en de geschiedenis van het platteland. Ze gebruikten niet alleen elektrische maar ook akoestische instrumenten, ze zongen rauw en ongepolijst over een soort mythisch oer-Amerika. Tot op de dag van vandaag inspireert hun muziek acts als The Jayhawks, Wilco, Los Lobos en vele andere ‘roots’-artiesten.

Eerder schreef ik al eens over het debuutalbum van The Band, Music from Big Pink (1967). Over de immense impact die dat album had, bijvoorbeeld op de folkrockers van Fairport Convention die in reactie op Big Pink in hun eigen Britse verleden gingen graven. Ook schreef ik over de documentaire Once Were Brothers (2020), waarin Robertson zijn versie geeft van het tragische verhaal van The Band.

Want een tragisch verhaal blijft het. De vier Canadezen (naast Robertson bassist-zanger Rick Danko, toetsenist-zanger Richard Manuel en organist Garth Hudson) en één Amerikaan (drummer-zanger Levon Helm) waren ooit een hechte groep collega-vrienden die door critici en publiek op handen werden gedragen. Maar ze konden de boel niet bij elkaar houden. Robbie Robertson was degene die in 1976 – tijdelijk, zo was de intentie – de stekker eruit trok, na een groots afscheidsconcert dat werd vastgelegd in de documentaire The Last Waltz van Martin Scorsese.

Mijn kennismaking met The Band in de jaren 70 kwam zoals zo vaak tot stand via een ‘special’ op de radio, een uur dat helemaal aan één popact werd gewijd. De DJ was Theo Stokkink of Vincent van Engelen, dat weet ik niet meer, de cassette die ik destijds opnam is in de mist van de tijd opgelost. Ik weet nog wel dat de muziek van het vijftal weliswaar adembenemend was, maar ook bijna te rauw voor mijn 13-jarige oren en te woest voor mijn beschermde leventje in een slaapstad in de buurt van Den Haag.

Een paar weken later kocht ik desondanks hun derde album, Stage Fright, misschien vanwege het meer gepolijste karakter van die plaat. Volgens de kenners niet hun beste werk, maar voor mij staat hij bovenaan, waarschijnlijk gewoon omdat het mijn eerste Band-item was. Maar ook omdat hij mijn all-time topnummer The Rumor bevat, een lied waarin de fantastische zangers van The Band alle drie hun plek opeisen en dat iets van hun eigen tragedie lijkt te weerspiegelen. Misschien zongen ze wel altijd veel meer over zichzelf dan over de fictieve historische personages dan ik altijd heb gedacht, denk ik nu.

Bij zijn overlijden realiseer ik me dat de persoon Robbie Robertson voor mij altijd op afstand is gebleven. In tegenstelling tot bijvoorbeeld toetsenist-zanger Richard Manuel. Robertson kwam in interviews altijd uiterst bedachtzaam over, bijna alsof hij iets achterhield. Misschien niet uit slechte motieven, maar toch op zo’n manier dat het moeilijk was om een band met hem te voelen. Robertsons moeilijke jeugd in Toronto, als ‘halfbloed-native american’, met een onbekende vader, is misschien debet aan zijn gereserveerde opstelling.

Wat overblijft is bij mij vooral de bewondering voor zijn werk. Die laait weer bij me op. Dat werk is echt groots. Origineel (King Harvest), veelzijdig (All A Glory) en gelardeerd met misschien wel de meest uitzinnige gitaarsolo’s uit de pophistorie, compleet met zijn karakteristieke boventonen (The Shape I’m In). De Canadees verrijkte de rock-‘n-roll ingrijpend, op een manier die ook terugkijkend nauwelijks is te bevatten. En zo verrijkte hij ook mijn leven, op een manier waar ik moeilijk woorden voor kan vinden. Ik heb een poging gedaan. R.I.P. Robbie Robertson.

Dank u, mijnheer Withers

Bill Withers jaren 70Gouden platen, awards, tribute-albums, een rits tijdloze liedjes die mensen troost en inspiratie blijven bieden – na de dood van een artiest wordt dat alles een paar dagen later in de krant teruggebracht tot maximaal vierhonderd woorden. Zelfs een imposant artiestenleven lijkt dan zo futiel, bijna zinloos – en het leven van ons gewone stervelingen en passant nog meer. Dat gevoel kreeg ik vorige week toen ik de necrologieën las van Bill Withers, die op 30 maart op 81-jarige leeftijd overleed.

Bill Withers met gitaar liveDe Volkskrant heeft het over de laatbloeier die ondanks een relatief korte carrière (1971-1985) wist uit te groeien tot een legende. The New York Times roemt de ‘onzelfzuchtigheid’ van zijn werk, een kwaliteit die in popmuziek zo zeldzaam is. NRC heeft het over een ‘soulman in trui die altijd de eenvoud zocht’. (meer…)

Dr. John

Dr. John roosHij was een legende, een beetje larger than life. In werkelijkheid heette hij Mac Rebennack – of eigenlijk Malcolm John Rebennack Jr. – maar hij tooide zich in de jaren 60 met de naam Dr. John, The Night Tripper, daarna afgekort tot Dr. John. Die aliassen passen perfect bij zijn geboortestad en woonplaats New Orleans. Want in de raadselachtige smeltkroes New Orleans, ook wel The Crescent City, The City of Sin, NOLA of N’Awlinz genoemd, is één naam nooit genoeg.

gumbo3Vorige week donderdag overleed Dr. John, 77 jaar oud, aan de gevolgen van een hartaanval. Ik zag hem in de loop der tijd twee keer optreden, de begaafde pianist met de gruizige, knauwende en toch verrassend lenige stem. Zijn muziek is moeilijk te definiëren, maar laat zich het beste vergelijken met gumbo, die typisch Louisiaanse stoofpot zonder vast recept waarin de meest uiteenlopende ingrediënten een plek kunnen krijgen. (meer…)

Aretha

Aretha FranklinHet was niet de bedoeling om vandaag alweer te gaan bloggen, maar het droevige nieuws van het overlijden van The Queen of Soul gisteren – uitgerekend op 16 augustus, de sterfdag van blues-oervader Robert Johnson én rock-‘n-rollkoning Elvis Presley –  zorgde bij mij voor een stroom gedachten en gevoelens die zich niet lieten onderdrukken.

Aretha Franklin oud in zilveren mantelRecente berichten bij monde van Aretha Franklins familie voorspelden al weinig goeds, en haar gezondheid liet al enige jaren te wensen over, dat was bekend. Toch gaf ze in 2015 nog een kippenvel-uitvoering van (You Make Me Feel Like) A Natural Woman in het Kennedy Center in Washington DC, ten overstaan van een laaiend enthousiast publiek, waaronder het presidentiële echtpaar Obama. Zodat je kon denken dat ze het eeuwige leven had.

Blues Brothers2Voor mij – net als voor vele anderen – begon de kennismaking met Aretha Franklin pas echt met haar optreden in de Blues Brothers-film, ook al bevond een aantal van haar liedjes (Spanish Harlem, I Say A Little Prayer) zich al in mijn achterhoofd. Met het nummer Think, dreigend zwaaiend met een koekenpan als ik het me goed herinner, maakte de soulkoningin haar echtgenoot duidelijk dat hij niet bij haar hoefde terug te komen als hij besloot zich toch weer met zijn oude bandmaten in te laten. Hij kon het verder schudden, maar ik was verkocht.

Aretha Franklin jong 2Dus kocht ik een geweldig verzamelalbum van haar dat ik gisteren ondanks gekmakend graafwerk niet in de platenkast kon vinden (als jij het toevallig ooit een keer van me geleend hebt, breng het terug en ik vergeef je). Man, wat heb ik die plaat vaak gedraaid op mijn studentenkamer. Dat gemak, die diepte, die timing. En de power van mevrouw Franklin was zo groot, die kon alle euforie versterken en alle eventuele muizenissen wegblazen.

Aretha Franklin jongBijvoorbeeld met het extatische Save Me, waarover ik eerder op Goeie Nummers al schreef. Of met Franklins versie van Otis Reddings Respect, die het origineel in de schaduw stelde. Since You’ve Been Gone, ook al zo’n ongelooflijke kraker. En natuurlijk haar cover Sam Cookes A Change Is Gonna Come, dat zou uitgroeien tot een anthem van de zwarte burgerrechtenbeweging.

wolkenloze hemelMaar het nummer dat voor mij echt elk wolkje van de hemel kon vegen, was een andere, veel minder bekende Sam Cooke-compositie: Good Times. Want Aretha kon niet alleen treuren, smeken, respect opeisen, op haar strepen staan of haar hart laten spreken. Nee, ze hield ook gewoon van een feestje. Zo’n feestje dat te goed is om ooit op te houden. Luister maar. En kijk daarna omhoog.

Geachte mijnheer Johnson,

Robert_JohnsonHet komt misschien vreemd over dat ik me tot u richt alsof u een eerbiedwaardige oudere man bent. Want bij uw overlijden, vandaag tachtig jaar geleden, was u half zo oud als ik nu. De eerste van de Club van 27 – het zou me niets verbazen als u daarboven in de pophemel een notoir groepje levensgenieters aanvoert met onder meer Jimi Hendrix, Janis Joplin en Amy Winehouse in de gelederen.

bob dylan jongToch, de eerbied is onvermijdelijk. U bent – al had u het zelf nooit kunnen bedenken, zo jong nog en vol ambitie – de grondlegger geworden van zo’n beetje de helft van de populaire muziek die na uw dood ontstond. Muziek die de wereld zou veroveren: de elektrische blues, de rock-‘n’-roll, de blues- en hardrock, zelfs van het genre van de singer-songwriters, met hun zelfgeschreven liedjes en akoestische gitaren.

ShakespeareUw leven was niet alleen veel te kort, wij weten er ook nog eens ontstellend weinig van. En net als bij artistieke oervaders als Shakespeare en Homerus bevat uw biografie meer speculaties, geruchten, controverses en legendes dan feiten. Zoals de befaamde Crossroads-mythe: dat u op een zeker kruispunt nabij Clarksdale, Mississippi uw ziel aan de duivel verkocht in ruil voor virtuositeit op de gitaar. Begonnen als een mooi verkoopverhaal voor collega en halve naamgenoot Tommy Johnson, werd het postuum op uw biografie geplakt. Het faustiaanse verhaal sprak zo tot de verbeelding dat er een halve eeuw na uw vertrek zelfs een speelfilm omheen werd bedacht.

Robert Johnson 2Los van de mythes, dit zijn de erkende feiten, te vinden in Tom Graves’ biografie Crossroads, The Life and Afterlife of Blues Legend Robert Johnson: geboren op 8 mei 1911 en opgegroeid in armoede in een zwart gebroken gezin te midden van de katoenplantages in de Mississippi-delta. Dan: een poging om aan dat uitzichtloze bestaan te ontsnappen als rondtrekkende blueszanger, redelijk succesvol. Verder: een lui oog, wisselende opvoeders, een jong huwelijk dat vroeg eindigde met de dood van moeder en kind in het kraambed, en een uitgesproken liefde voor whiskey en vrouwen die vermoedelijk uw dood is geworden, op 16 augustus 1938. En twee foto’s. Meer is er niet.

single Terraplane BluesBehalve natuurlijk uw liedjes, in 1936 en 1937 opgenomen in San Antonio en Houston in Texas. In totaal 27 kale, indringende bluessongs, koortsachtig gezongen, alsof de duivel u op de hielen zat. Zang en gitaar, zonder de overdubs en andere studiotrucs die later in zwang zouden komen. Eén hitje op het Vocalion-label leverde het destijds op, Terraplane Blues. Maar hoeveel invloed die muziek zou hebben op andere artiesten, dat is bijna onvoorstelbaar. Net als bij Shakespeare en Homerus is uw naleven vele malen omvangrijker dan dat leven zelf – puur door de klasse van het werk dat overleefde.

Muddy WatersVeel nummers uit de twee Texaanse sessies werden klassiek, zoals Sweet Home Chicago en Ramblin’ On My Mind. En uw unieke speelstijl, die ritme- en solo(slide)gitaar combineerde, zou wereldwijd school maken, via Elmore James en Muddy Waters naar Duane Allman en Stevie Ray Vaughn, naast vele andere snarenwonders die u mogelijk nog niet kent.

Cassandra WilsonU moet een moord hebben gedaan voor eigen succes. Toch zie ik zomaar voor me hoe u nu daarboven achterover leunt, strak in het pak, een goed glas whiskey bij de hand, genietend van het geruzie van historici over uw exacte levensloop, maar vooral van wat andere muzikanten allemaal van uw liedjes hebben gemaakt: Howlin’ Wolf met Dust My Broom, Cassandra Wilson met Come On In My Kitchen, misschien zelfs The Rolling Stones met Love in Vain. En nog veel meer. Here’s to you, Mr. Johnson.

 

Beste Sandy,

Sandy Denny hoesIn je dagboeken schreef je brieven aan jezelf, en je liedjes klonken als flessenpost aan de wereld. Daarom voel ik me vrij genoeg om jou nu te schrijven, precies veertig jaar nadat je van ons wegging, op 21 april 1978. Hoewel jij me nog minder goed kent dan ik jou.

Sandy Denny2Ik stel me voor dat er ergens in de pophemel een rij postvakken staat waarin op onverklaarbare manier brieven vanuit onze wereld terechtkomen. In wisselende frequenties en hoeveelheden. Dat jullie met een schuin oog elkaars vakjes in de gaten houden en elkaar vervolgens halfhartig feliciteren met de oogst van de dag.

liege & liefWant zo verging het jou bij leven ook. Als Brits meisje uit de middenklasse werd je midden jaren 60 al gegrepen door de Londense folkscene. Dat was je leerschool. In je eentje met een gitaar op een podium. Een paar jaar later, op 21e, straalde je in Fairport Convention, groeide zelfs uit tot het boegbeeld van de Engelse folkrockband, beter gezegd tot hun sirene. Je stem herbergde het lief en leed van wel duizend jaar. Ik weet niet of je daar iets kunt horen, maar ik luister nu terug naar de traditional She Moves Through the Fair  en natuurlijk naar jouw eigen Who knows where the time goes. Kippenvel.

hoes SandyBewonderaars had je genoeg, ook met je band Fotheringay (1970-1971) maar je was even onzeker als overtuigd van je eigen klasse. Je solocarrière kwam nooit echt van de grond, ondanks liedjes als Late November. Met de kennis van nu: vanuit de folk of de folkrock doorbreken naar de pop was bijna onmogelijk. Aan de overkant van de plas deden collega’s dat wel: Bob Dylan, James Taylor, Joni Mitchell (mocht je je afvragen waar ze blijven, ze zijn nog hier). Maar niet in het Verenigd Koninkrijk, niet vanuit de Britse folk.

cover I've always kept a unicornIk las je biografie, I’ve Always Kept A Unicorn, die ruim vijfendertig jaar na je vertrek verscheen. Met daarin zo’n beetje heel je leven. Je vreugdes, je worstelingen. Opkomst en ondergang. Het verhaal stemt triest, om de druk die jou te veel werd en de verwijten die je jezelf maakte. En vanwege die stomme drugs en alcohol die jou alleen verder lieten afdrijven.

amy winehouse 3Richard Thompson, je muziekvriend, vond destijds in zijn nieuwe religie een manier om je vertrek te accepteren. Maar ik, niet gezegend met zo’n sterk geloof, kan dat niet. Ik moest denken aan Nick Drake, maar vooral aan Amy Winehouse. Misschien ben je haar al tegengekomen, ze is een paar jaar jonger nog dan jij. Ook zo’n ongelooflijk talent, zo’n geschenk voor alle stervelingen met oren. En net als bij Amy voel ik de drang om terug te reiken, door de tijd heen, en iets te doen. Iets. Ik weet, het is een futiele, kinderachtige gedachte. Maar toch.

Wat dacht je zelf, tegen het einde van je leven? Berustte je, zoals sommigen zeggen, of toch niet? Misschien is een antwoord te vinden in een van je mooiste maar ook droevigste liedjes, Solo:

Sandy DennyI could tell you that the grass is really greener
On the other side of the hill
But I can’t communicate with you
And I guess I never will

We’ve all, all gone solo
We all play solo
Ain’t life, life a solo?

Tom Petty

330px-Tom_Petty_(8191710373) 2014En daar ging er weer een. Het erge is dat je weet dat dat voortaan de hele tijd zo zal doorgaan. Veel rocksterren hebben inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Bovendien zijn het uiteindelijk toch gewoon mensen, hoewel we dat altijd willen ontkennen. Afgelopen maandag, mijn verjaardag notabene, was het dus Tom Petty. Volkomen onverwacht, 66 jaar pas, vlak na een succesvolle jubileumtournee door de VS.

Tom_PettyTom Petty, afkomstig uit Florida, verkocht wereldwijd zo’n tachtig miljoen platen maar was vooral in zijn thuisland een hele grote, die stadions liet vollopen. Maar het begon voor hem en zijn Heartbreakers in Europa. Hier liftte hij mee op de buzz van punk en new wave die in de tweede helft van de jaren 70 over het continent spoelde.

Tom Petty & The HeartbreakersHet ijzersterke debuutalbum van de band, simpelweg getiteld Tom Petty & The Heartbreakers (1976), vormde meteen een blauwdruk al voor zijn latere werk: meeslepende compacte rocksongs, klaaglijk en nasaal gezongen, met pakkende melodieën en precies de goede gitaarriffs en toetsenaccenten van begeleiders Mike Campbell en Benmont Tench.

Tom Petty WildflowersNa dat debuutalbum maakte Petty nog veel meer platen die niet stuk kunnen en altijd mooi zullen blijven, zoals Damn The Torpedoes (1979), Full Moon Fever (1989) en Wildflowers (1994). Ongeveer volgens het recept van de eersteling, maar niet gemakzuchtig, allesbehalve formulewerk. Het is eerder dat het bij Petty altijd allemaal zo gemakkelijk klinkt – meestal het kenmerk van ware klasse.

Learning to flyNiet al zijn platen zijn even sterk, maar ze bevatten zonder uitzondering een of meer pareltjes. Zodat je zonder moeite een driedubbeldik verzamelalbum uit zijn liedjescatalogus kunt samenstellen met alleen maar klassiekers. Ik noem er drie, nee vier, nee vijf: Breakdown, Refugee, Free Fallin’, I Won’t Back Down, Learning To Fly.

Nico Dijkshoorn‘Learning To Fly’ is zo’n typisch Petty-nummer, waarin hij zijn wanhopige en toch krachtige stemgeluid inzet om de eenzamen onder ons, of misschien eerder de eenzaamheid in ons allen, te troosten. Nico Dijkshoorn wijdde deze week een prachtige column aan het nummer, waarin zijn gebruikelijke grappen en grollen het moesten afleggen tegen ontroering.

Traveling Wilbury'sEr valt nog veel meer over Tom Petty te vertellen, over zijn aandeel in supergroep The Traveling Wilbury’s bijvoorbeeld, en over zijn bijzondere imitatiecovers, bijvoorbeeld op het J.J.Cale-tributealbum The Breeze. Maar daarvoor voelt het te vroeg.

citaat uit American GirlEind jaren zeventig maakte ik zijn opkomst mee, onder meer via een live-optreden van Pinkpop 1977, dat ik op cassette opnam van de radio en vaak terugluisterde. ‘God it’s so painful / Something that’s so close / And still so far out of reach,’ hoorde ik Petty zingen in ‘American Girl’. Ik was geen Amerikaan, geen meisje, maar wel veertien. Een heel geschikte leeftijd om door zulke regels – en zulke muziek – te worden gegrepen. En getroost. Maar eigenlijk is elke leeftijd er geschikt voor. Dank je, Tom.

Al Jarreau

Oal-jarreau2 nee, niet weer, dacht ik begin deze week. Maar ik vrees dat we eraan zullen moeten wennen, nu de popmuziek inmiddels zelf de pensioengerechtigde leeftijd ruimschoots heeft bereikt. Nu was het Al Jarreau die ons verliet.

hoes-roof-garden-al-jarreauAl Jarreau (geb. Milwaukee, Wisconsin, 1940) is hier te lande het meest bekend van het lekkere Roof Garden uit 1981, met de kenmerkende wahwah-zang in het intro. Mijn kennismaking met de scattende jazzsoulzanger dateert van een paar jaar eerder, door toedoen van nota bene tv-presentator Willem Duys (voor de jongere lezers: zeg maar de Ivo Niehe van de jaren 60 en 70). De steun van Mr Avro voor deze nieuwe artiest was voor mij allesbehalve een aanbeveling, maar Duys’ oog voor talent valt achteraf gezien niet te ontkennen.

al-jarreau5Jarreau beheerste funk, latin, jazz, pop en ballads, maar omdat hij in zijn hart een jazzartiest was, vormde een bestaand nummer voor hem vooral een startpunt om op avontuur te gaan. Luister maar naar zijn versie van Elton Johns ‘Your Song’, James Taylors ‘Fire and Rain’ of Dave Brubecks klassieker Take Five. Of naar Sergio Mendés’ Mas Qua Nada. Jarreau bereidde bovendien de weg voor zo’n beetje iedereen in de popmuziek die zijn stem voor een muziekinstrument wil laten doorgaan. Trompet, fluit, gitaar, percussie, noem maar op, hij draaide zijn hand er niet voor om. Mensen als Raul Midón en Bobby McFerrin keken bij hem de kunst af en zonder Jarreau hadden de beatboxers van nu waarschijnlijk ook niet bestaan.

al-jarreau-lock-all-the-gatesWat mij betreft was de vocalist op zijn best in zelfgeschreven melodieuze stukken als Aladdin’s Lamp  en Lock All The Gates. Geheimzinnige nummers waarin elk woord een uitnodiging en elke lettergreep een liefdesverklaring is. En fantastisch om te zien hoe eenvoudig hij daar op het Duitse NDR-podium staat, slechts ondersteund door drums, bas en piano. Meer heeft hij niet nodig. Misschien is die stoere tederheid wel het belangrijkste van wat Al Jarreau ons nalaat.

al-jarreauVandaag treuren we niet alleen over het verlies van Al Jarreau maar staan vooral stil bij het moois dat hij voor ons heeft achtergelaten. Het past ook bij de man die zoveel liefde voor de muziek had en bijna tot aan zijn dood op het podium stond. En laten we hopen dat het even mag duren voordat hij door andere popiconen wordt gevolgd naar het dakterras .