Check ‘em out

Jacuzzi of obsessie?

Na mijn blogpost over Prefab Sprouts jubilerende album Steve McQueen besloot ik nog even te blijven hangen in de rijke wereld van frontman Paddy McAloon (County Durham, 1957). Een week lang lag ik in een soort muzikale jacuzzi, badderend tussen de 10 briljante studioalbums die de Britse singer-songwriter tussen 1984 en 2013 uitbracht.

Of was het misschien meer dan een ontspannend en luxueus bad? Het bleek namelijk niet gemakkelijk om mezelf los te weken van Prefab Sprout. De complexe liedjes, met invloeden uit rockabilly, folk, soul en musical, werden bij herhaald beluisteren echte oorwurmen. En de ernst en speelsheid in McAloons teksten intrigeerden me steeds meer. Mijn weldadige onderdompeling leek langzaam te veranderen in een milde obsessie.

Dat gevoel werd sterker toen ik op zoek ging naar het antwoord op een aantal prangende vragen over de band. Wat was er eigenlijk met Prefab Sprout gebeurd? Waarom leek de groep na de succesvolle albums Steve McQueen (1985), From Langley Park to Memphis (1988) en Jordan: The Comeback (1990) langzaam weg te zakken in de bijna-anonimiteit? En waarom verscheen er het laatste decennium nauwelijks nieuw materiaal?

De zoektocht leverde allereerst een verhaal op over de spanning tussen artistieke integriteit en de popbusiness. Want frontman en liedjesschrijver McAloon wilde wel commercieel succes, maar kon niet anders dan zijn hyperintelligente liedjes schrijven die te complex was voor de hitparade, zeker in Amerika, het land dat je als popartiest moet veroveren om echt door te breken. Bovendien knutselde de introverte perfectionist in de studio liever aan zijn composities dan dat hij ze promootte met een tournee.

Het verhaal over Prefab Sprout bleek ook te gaan over onze universele kwetsbaarheid. Vanaf de jaren 90 kreeg Paddy McAloon te kampen met verschillende gezondheidsproblemen die zijn gezichtsvermogen en gehoor ernstig aantastten. Het zegt wel iets over zijn gedrevenheid dat hij deze eeuw ondanks deze fysieke beperkingen indrukwekkende albums als Let’s Change the World with Music (2009), Crimson/Red (2013) en de akoestische versie van Steve McQueen uitbracht.

Tijdens mijn gegraaf in dit konijnenhol kwam ik ook terecht op Sproutology. Deze fanwebsite probeert zo’n beetje alles met betrekking tot Prefab Sprout en Paddy McAloon op één plek bijeen te brengen. Van T-shirts, B-kantjes van singles tot audioregistraties en foto’s van alle optredens en opnames van de band, aangevuld met biografische wetenswaardigheden en zelfs een tool om je eigen ranking van Sprout-songs te maken. Over obsessief gedrag gesproken.

De Dikke van Dale omschrijft obsessies als ‘gewaarwordingen en gedachten die iemand zodanig in beslag nemen, zich zodanig aan hem opdringen dat hij ze niet kwijt kan raken’. Met als synoniemen: dwangvoorstellingen, dwanggedachten, dwangverschijnselen. Een obsessie komt met andere woorden dicht in de buurt van een verslaving en duidt op controleverlies. Allemaal zaken die vooral negatieve associaties bij ons oproepen.

Toch zitten er in mijn ogen ook positieve kanten aan zo’n dwangmatige focus. Een obsessie richt de aandacht exclusief en langdurig op een bepaald aspect van het leven en weet het op die manier vaak zijn geheimen te ontfutselen. Dat is precies wat kunstenaars doen: ons op een nieuwe manier naar bekende (veronachtzaamde) gevoelens, gedragingen en situaties laten kijken.

Belangwekkende kunstenaars en hun werken vertonen dan ook vaak een vorm van ‘bezetenheid’. Denk aan boeken als Herzog (Saul Bellow) en De Toverberg (Thomas Mann) en aan films als Fitzcarraldo (Werner Herzog) en American Beauty (Sam Mendes). De hoofdpersonen van deze romans en films proberen de chaos in hun leven te bedwingen door zich volledig op één aspect te concentreren. Als lezers en kijkers krijgen we zo zicht op een diepere werkelijkheid die onder de alledaagse oppervlakte schuilgaat. Dus hoeveel waardevols zouden we niet missen als we geen obsessies hadden?

Vermoedelijk behoort ook Paddy McAloon tot die categorie dwangmatige kunstenaars. Zo werkte hij jarenlang vrijwel in zijn eentje aan ambitieuze studioprojecten zoals het nooit officieel uitgebrachte album Earth: The Story So Far, dat hij beschreef als een muzikaal universum over de hele geschiedenis van de mensheid. Ook de buitengewone kwaliteit van de muziek die hij wél uitbracht getuigt van een soort bezetenheid. Als popliefhebbers mogen wij daarvan de zoete vruchten plukken, wat een geluk. Dus check him out – en kijk zelf in welke mate je je jacuzzi in een dwangbuis wilt laten veranderen.

Podcast ‘The Wonder of Stevie’

Een vriend tipte me over ‘The Wonder of Stevie’, een 7-delige podcastserie over de vijf cruciale jaren waarin Stevie Wonder evenzovele meesterwerken afleverde en het poplandschap ingrijpend van kleur deed verschieten. Van Music of My Mind (1972) tot en met Songs in the Key of Life (1976).

Mijn probleem is dat ik vaak getriggerd wordt door de aankondigingen van podcasts, maar niet weet wanneer ik ernaar moet luisteren. Mijn beste optie is wanneer ik aan het koken ben – en dat is niet zo vaak. Maar de afgelopen weken stond ik toch een paar keer in de keuken, en terwijl een prutje stond te pruttelen volgde ik via Spotify het boeiende verhaal over deze vijf fantastische Stevie Wonder-albums die ik al heel goed dacht te kennen. Zoals First Fulfillingness Finale en Songs in the Key of Life.

Voor wie niet bekend is met de geschiedenis van Stevie Wonder (1950): als 12-jarige verbaast het blinde multitalent de producers van het Motown-label in Detroit met zijn drum-, toetsen en mondharmonica-vaardigheden. Onder de naam Little Stevie Wonder scoort hij vanaf 1963 als zanger, multi-instrumentalist en liedjesschrijver een lange reeks dikke krakers, zoals Uptight (Everything’s Alright), For Once In My Life en Signed, Sealed, Delivered I’m Yours.

De podcast, gepresenteerd door journalist Wesley Morris van The New York Times, laat het verhaal beginnen in 1971. Stevie Wonder is net 21 geworden. Hij verrast de strikte Motown-baas Berry Gordy door een veel gunstiger contract uit te onderhandelen, met hogere royalties en totale artistieke vrijheid voor hemzelf. Gordy heeft in de jaren daarvoor miljoenen aan zijn artiest verdiend; hij mag nu tekenen bij het stippellijntje. De rest is geschiedenis.

‘The Wonder of Stevie’ neemt je mee op de wonderbaarlijke reis die Wonder in de jaren 70 aflegt. Gelukkig geen eindeloze lofzangen op de kwaliteiten van de artiest, zoals in veel andere popdocumentaires, maar zinnige commentaren van collega-muzikanten, experts en ‘ervaringsdeskundigen’ (lees: diehard fans zoals Barack en Michelle Obama).

De podcast bevatte voor mij ook nieuws. Bijvoorbeeld het verhaal over het zware auto-ongeluk dat Wonder op 7 augustus 1973 krijgt. Hij ligt vier dagen in coma, ziet als het ware de dood in de ogen. De muziek op First Fulfillingness Finale (1974) weerspiegelt deze existentiële ervaring, onder meer in een zware, hymne-achtige track als They Won’t Go When I Go.

Kostelijk is dan weer het relaas over Wonders onverwachte bezoek aan Robert Margoleff en Malcolm Cecil, twee hippie-soundwizards die hem laten kennismaken met de mogelijkheden van TONTO, hun zelfgebouwde synthesizer van monsterachtig formaat die een hele hoek van hun studio in New York in beslag neemt. Wonder is meteen verkocht en weet als eerste muzikant het ‘koude’ elektronische apparaat te laten werken als een welhaast romantisch muziekinstrument. Daar werd ik door de podcast nog maar weer eens aan herinnerd.

Het nieuwe van ‘The Wonder of Stevie’ is dat zijn muziek hierin vooral wordt bekeken door de ogen van de Afro-Amerikaanse gemeenschap. Dat geldt voor host Morris zelf, maar ook voor bijna alle gasten, zoals Barack Obama, Questlove en Smokey Robinson. We leren hoe Wonders management er bewust – en met succes – voor kiest om een nieuw, blank rockpubliek aan te spreken door met The Rolling Stones op tournee door de VS te gaan. En we horen achtergrondzangeres Deniece Williams, destijds een bleu godvrezend meisje van het platteland, met al of niet gespeelde ontzetting vertellen over de ruige tournee met de beroemde Britse rockers.

De hoes van Talking Book (1972) krijgt speciale aandacht. Verschillende deskundigen betogen dat het beeld op de cover korte metten maakt met een aantal geaccepteerde etiketten over Afro-Amerikanen en blinden. We zien Stevie Wonder midden in de natuur op de grond zitten, gekleed in een kaftan, een kralensnoer in zijn handen, zijn haar in cornrows gevlochten. En zonder zijn spreekwoordelijke zwarte bril op. Het zijn onmiskenbare symbolen van zijn Afrikaanse afkomst en een zelfbewust statement van een blinde artiest die zijn ogen niet voor de wereld verbergt. Wonder herschrijft op Talking Book de regels.

Nog een verrassing. Wesley Morris geeft een overtuigende nieuwe interpretatie van classic Superstition. Het nummer heeft een dubbele bodem, zegt hij. Het gaat niet over zwarte katten, ladders of Halloween. Superstition gaat over racisme. De dingen die ongeluk brengen, zijn de vooroordelen in de hoofden van mensen, zowel witte als zwarte Amerikanen. Overtuigingen die ze voor waarheid aanzien, zonder ze te begrijpen. When you believe in things that you don’t understand, then you suffer. Superstition ain’t the way.

Ik was blij met mijn kookbeurten van de afgelopen weken. ‘The Wonder of Stevie’ gaf me een frisse nieuwe blik op het fenomeen Stevie Wonder, zowel op de muziek als op de mens en de artiest – en zijn betekenis voor de popmuziek en de echte wereld. En natuurlijk krijg je tijdens het luisteren naar de podcast ook heel veel zin om al zijn muziek weer te draaien. Check it out.

Mijn plaat van 2024

Uit het immense aanbod van nieuwe muziek steekt er elk jaar minstens één album voor mij bovenuit. Ik genoot zeer van onder meer Chris Smithers All About the Bones en Waxahatchees Tigers Blood, maar het was Lives Outgrown dat mij midscheeps raakte.

Het eerste (!) soloalbum van Beth Gibbons (1965), vooral bekend als zangeres van de Britse triphop-formatie Portishead, verscheen in de zomer. Die Welshe band bracht tussen 1994 en 2008 drie veelgeprezen albums uit, maar ondanks hun originele karakter werd ik er nooit echt door gegrepen. En bij het eveneens goed ontvangen Out of Season, dat Gibbons in 2002 samen met bassist Paul Webb (ex-Talk Talk) uitbracht, liet ik me waarschijnlijk afstoten door de onaantrekkelijke albumcover.

Hoe dan ook, ruim twee decennia later ging ik alsnog voor de bijl door het uitzonderlijke Lives Outgrown. Even origineel als bijvoorbeeld Fetch the Bolt Cutters (2020) van Fiona Apple (2020), even mysterieus als Hounds of Love (1985) van Kate Bush en –  zoals Pitchfork-recensent Ben Cardew terecht opmerkt – door de buitenissige instrumentatie vergelijkbaar met Tom Waits’ baanbrekende Swordfishtrombones (1983).

Vanaf de eerste tel van openingstrack Tell Me Who You Are Today zuigt Gibbons je haar universum binnen. Een akoestische gitaar, percussie, lange tonen van een cello, een piano die wordt bespeeld met metalen lepels. En dan die stem, zuiver, helder, gekleurd door de jaren, bezwerend als een priesteres, die ons toezingt: zeg me wie je vandaag bent. Een zin waarmee je meteen voor existentiële vragen wordt geplaatst: ben ik vandaag degene die ik gisteren was, die ik morgen ben? Welke personen huizen er in mij, welke personen kunnen er naar boven komen?

Het universum van Beth Gibbons op Lives Outgrown is niet de vrolijkste plek die je je kunt voorstellen. Laat alle oppervlakkigheid maar achter je, staat er als het ware boven de ingang. Hier kom je om je levensvragen recht in de ogen te kijken, anders kun je beter omkeren. Maar wie dat doet, wordt beloond.

Gibbons zingt met bezwerende melodieën en ontregelende begeleiding over ouder worden, dromen, sterfelijkheid, de overgang, over de verwarring en wanhoop die de planetaire crisis bij haar oproept. Nog vaker gaat het over de zoektocht naar wat het leven juist de moeite waard maakt. Verwondering en liefde vormen de antwoorden. “And all that I want / Is you to want me / The way that you used to” zingt ze in Lost Changes, nadat ze eerst de onvermijdelijkheid van veranderingen in leven en liefde heeft bezongen.

Door de akoestische instrumenten zou je Lives Outgrown een Britse folkplaat kunnen noemen, maar het palet is breder en moeilijker te plaatsen. Oosterse klanken, zoals in For Sale, suggereren andere culturen. Achtergrondzang – bijzonder voor Gibbons  – verzacht de zware thematiek, zoals het kinderkoor in Floating On A Moment. Vreemde, al of niet elektronisch vervormde klanken, krassende geluiden die doen denken aan vogelkreten of 19e-eeuwse stoommachines. Het effect is een sfeer die niet helemaal van deze wereld is.

Whispering Love is de lieflijke, verzoenende afsluiter. Die is welkom na al die zwaarmoedige muziek. Akoestische gitaar, fluit, en weer zo’n ontroerende melodie waarvan Lives Outgrown er zoveel bevat. Een lied over het verlangen naar het verlangen. Ik neem de vrijheid de liedtekst hier integraal te citeren:

“Leaves of our tree of life
Where the summer sun
Always shines through the trees of wisdom
Where the light is so pure
Oh that summer sun
Moontime will linger
Through the melody of life’s shortening longing view
Oh whispering love, come to me
When you can

Far from our conscious mind
Lie those fallow fields
Where open hearts will wander
Sweet whispering love, come to me
When you can

And they, they will run
They will rise
Where they can
Where they know they are safe to go
Oh whispering love, blow through my heart
When you can”

Kan ik nog meer zeggen over deze unieke plaat? Voor mij is Lives Outgrown het album van 2024. Het is geen muziek waar je elke dag voor openstaat. Maar op de dagen dat je er wel klaar voor bent, word je overweldigd. Het is een kwestie van luisteren. En het indringende universum van Beth Gibbons binnenstappen, zo je wilt.

Door een donkere tunnel naar het licht

Vorige week had ik het hier al even over Ship To Shore, het nieuwe album van zanger-gitarist Richard Thompson. Zijn 19e soloplaat inmiddels. Als mede-oprichter van Fairport Convention is Thompson (London, 1949) een van de grondleggers van de Britse folkrock. Op zijn naam staan klassiekers zoals The Dimming of the Day, Crazy Man Michael en 1952 Vincent Black Lightning, door Time Magazine opgenomen in de Top 100 van Engelstalige composities van 1923-2011. Toch is de Brit bekender bij zijn collega’s dan bij het grote publiek.

Thompson laat zich nauwelijks met andere singer-songwriters vergelijken. Zijn muziek vormt een unieke mix van (Britse) folk, rock-‘n-roll, country en jazz. Aan zijn stemgeluid, een beetje achter in de keel, moet je wennen. Zijn gitaarwerk is virtuoos en vaak vuig. Zijn teksten gaan altijd ergens over, niemendalletjes zitten er niet tussen.

Ik volg Thompson al meer dan 30 jaar, onder meer omdat hij zich nog steeds als songschrijver blijft ontwikkelen. Eerder schreef ik over hoe mooi hij kan zingen over verlies. En hij intrigeert mij. Zoals wel meer artiesten blijkt hij op het podium en in interviews heel anders te zijn dan je op basis van zijn liedjes zou verwachten. De man met de donkere teksten is in werkelijkheid bescheiden en humoristisch. Geweld is in zijn liedjes nooit ver weg, zelf is hij vegetariër en pacifistisch soefi-moslim. Mijn vermoeden is dat muziek voor hem de plek is waar hij zijn demonen te ruste kan leggen.

In weerwil van de albumtitel ervaar ik Ship To Shore, net als veel ander werk van Thompson, vooral als een boeiende treinrit door een tunnel. Vanuit de ondraaglijke lichtheid van de wereld trekt zijn muziek mij een lange ondergrondse gang in. Mijn ogen wennen langzaam aan de schemer, ik kan steeds meer dingen onderscheiden. Links en rechts openen zich vensters, een soort korte animatiefilms over onberekenbare (Singapore Sadie) dan wel onbeantwoorde liefdes (When I Give In), afgewisseld met opwekkender verhalen als het soulfulle Maybe.

Af en toe daalt de trein af naar nog diepere grondlagen, waar Thompson zijn oog richt op oorlogstrauma’s (The Fear Never Leaves You) en gevoelens van uitzichtloosheid (Freeze). En toch is de muziek niet deprimerend, dat is gek. Misschien komt het gewoon door het spelplezier dat de muziek ademt, de fabuleuze gitaarsolo’s, de fraaie tweestemmige zang. Maar waarschijnlijk is dat het komt door de compassie die de zanger toont voor de verschoppelingen, de mensen die zich alleen met de grootst mogelijke moeite weten te redden. Het uiteindelijke effect van de ondergrondse rit is dat je botten worden verwarmd in plaats van verkild.

Dat geldt zeker voor de slottrack, het opwekkende We Roll. Deze ultieme concert-afsluiter past in de lange traditie van liedjes over het muzikantenleven ‘on the road’. Vele artiesten waagden zich al aan dit waarschijnlijk meest autobiografische genre in de popmuziek. Zoals Jackson Browne (The Load-Out), Buddy Miller (A Showman’s Life) , Eliza Gilkyson (The Beauty Way) en Creedence Clearwater Revival (Lodi).

In Richard Thompsons weergave van het tour-leven richt hij zich rechtstreeks tot ons luisteraars: ‘We thank you all for your love down the years / Hope that we brought you some joy and some tears / It’s near the end now and the curtain’s coming down / And we’ll go rolling to another sleepy town.’ Het klinkt bijna als een afscheid. Laten we hopen dat het niet zo bedoeld is. Check him out.

Elvis Costello & The Imposters – A Boy Named If

Ik heb het gevoel dat ik over Neil Young en Joni Mitchell moet schrijven. Over hun boycot van Spotify vanwege de desinformatie over vaccins en corona die via sommige podcasts van het streamingplatform wordt verspreid. De actie van mijn twee oude muziekhelden is geloofwaardig, haalt de kranten en doet discussies oplaaien. Maar ik heb vandaag niet zo’n zin in discussies.

Liever richt ik me in deze eindeloos lijkende periode zonder livemuziek op de mooie dingen des levens. Zoals de nieuwe plaat van Elvis Costello & the Imposters: A Boy Named If. Een verrassend en ouderwets goeie plaat die doet denken aan Costello’s vroege werk uit de jaren 70. Dat laatste is ook niet zo vreemd, want begeleidingsband The Imposters bevat met drummer Pete Thompson en toetsenist Steve Nieve twee beeldbepalende Attractions van toen.

(meer…)

3 Topvrouwen van eigen bodem

Vrouwelijke laborant aan het werk in het lab

Een paar weken geleden richtte ik mijn blik op het Nederlandse poplandschap, meer concreet op de recente releases van Anne Soldaat, Bertolf en Douwe Bob. Drie mannelijke soloartiesten van drie verschillende generaties die op de proppen kwamen met fraaie popplaten doordrenkt van de Amerikaanse muziektradities: country, rhythm-and-blues, folk, gospel en alles wat daartussenin zit.

Vandaag de focus op recente muziek van drie vrouwelijke popartiesten van eigen bodem. Want ook de platen van Sophie Janna, Eefje de Visser en Luwten verdienen meer aandacht dan ze door het lange vrijwel concertloze coronajaar hebben kunnen krijgen. Ik ben ook benieuwd om te zien hoe de vergelijking tussen deze drie mannen en drie vrouwen uitvalt: valt er op basis van deze kleine steekproef iets te zeggen over de verhoudingen in de vaderlandse popmuziek?

(meer…)

3 x toptraditie van eigen bodem

Als er op Goeie Nummers aandacht is voor muziek van landgenoten gaat het meestal om artiesten die in het Nederlands zingen, zoals Spinvis, Daniël Lohues of Eefje de Visser. Misschien is dat logisch omdat de in het Engels zingende landgenoten in mijn hoofd moeten concurreren met zowat de hele popwereld, maar toch zou het zonde zijn om deze artiesten over het hoofd te zien.

Zeker als we kijken naar de sterke soloalbums die Douwe Bob, Bertolf en Anne Soldaat de afgelopen maanden uitbrachten. Drie gevestigde namen, van drie verschillende generaties, die bijna gebroederlijk alle drie komen met nieuwe muziek die zoveel traditie ademt dat je het misschien wel als retro kunt betitelen.

(meer…)

Albumverjaardag – Tigermilk van Belle and Sebastian

Een paar weken geleden zou ik iets gaan schrijven over een album dat zojuist een kwart eeuw oud was geworden: Tigermilk, het debuutalbum van Belle and Sebastian uit 1996. Dat stukje kwam er niet van, maar het onderwerp was in mijn ogen belangwekkend genoeg voor een herkansing. Niet omdat Tigermilk is opgenomen in Robert Dimery’s standaardwerk 1001 Albums You Must Hear Before You Die – al is zoiets wel een pré – en ook niet omdat de stijl van de Schotten zo’n groot stempel op de popmuziek heeft gezet. Waarom dan wel?

Ten eerste omdat het album een eenling is, een solitaire boom in een weiland, en de band een uniek rondreizend circus in het weidse poplandschap. De ontstaansgeschiedenis van het album ook al bijzonder. Op basis van een ingestuurde demo kregen singer-songwriter Stuart Murdoch en drummer Richard Colburn van het Glasgowse Stow College de kans om een heel album op te nemen. Ze raapten inderhaast een stel jonge muzikanten bij elkaar, doken de studio in en de rest is geschiedenis, in elk geval popgeschiedenis in de niche die de band sindsdien eigenhandig heeft gecreëerd.

(meer…)

Smeltkroes, Stoofpot en Spons

De lof van New Orleans als muziekstad moet geregeld opnieuw bezongen worden. Bijvoorbeeld hier op Goeie Nummers. Want als er één stad aanspraak kan maken op de titel Bakermat van de Rock-‘n-Roll dan is het The Big Easy, zoals de stad in Louisiana ook wel wordt genoemd. In deze ‘noordelijkste stad van de Cariben’ (weer een ander alias) kwamen invloeden uit Cuba, Sicilië, Frankrijk en Afrika in de eerste helft van de 20e eeuw samen in een culturele en muzikale smeltkroes waaruit de jazz en de oervorm van de rock-‘n-roll ontstonden, waaruit vervolgens zo’n beetje alles in de popmuziek voortkwam.

New Orleans baarde grootheden als Louis Armstrong, Jelly Roll Morton, Fats Domino en Little Richard. Hun opvolgers hadden namen als Allen Toussaint, Dr. John, The Meters en The Neville Brothers. Zij demonstreerden dat NOLA (alias nr 4) ook een spons was voor nieuwe stijlen, met name funk. Ze voegden die ingrediënten aan de bestaande mix toe om er een typisch-Zuidelijke New Orleans-stoofpot mee te brouwen, waarin alle smaken onnavolgbaar door elkaar heen lopen en elkaar versterken.

(meer…)

3 x Engeland

Toen ze nog bij de EU hoorden konden we ze vaak wel schieten, die eigenwijze Britten. Toen ze aan de Brexit gingen doen nog meer. Maar nu ze zich in overdrachtelijke zin zeker 200 mijl van ons verwijderd hebben, beginnen we die excentrieke eilanders toch wel een beetje te missen. Het is misschien ook daarom dat ik de laatste weken behoorlijk verslingerd ben geraakt aan drie vrij recente acts uit het VK: Snowpoet, Sault en Arlo Parks.

Snowpoet laat zich moeilijk in een hokje stoppen. De pers maakt wel vergelijkingen met Björk, maar wat mij betreft is de IJslandse zangeres een stuk minder aards dan dit Londense duo. Hun recente album Wait For Me bevat folkachtige popsongs met sterke melodische hooks, ingebed in subtiele elektronica. Er zit iets mysterieus in, iets dat sluimert maar ook kan opflakkeren en misschien zelfs uitbarsten. Grootste troef van Snowpoet is zangeres Lauren Kinsella, die afwisselend intiem, ontwapenend, afstandelijk en groots klinkt. Ze houdt je als luisteraar als het ware aan een touwtje, zodat je aandacht steeds opnieuw naar haar toe wordt getrokken. Luister bijvoorbeeld naar Roots.

(meer…)

Wat je muzieksmaak over jou zegt

ABBA2Toen ik een tiener was, wist ik precies wat goed en niet goed was. In elk geval op het gebied van muziek. Alternatieve countryrock (Crosby, Stills, Nash & Young, The Band) was goed, Top 40 (ABBA, Michael Jackson) was fout. Folk, punk en new wave? Top. Disco, Franse chansons en het Nederlandse levenslied? Weg ermee. Houthakkershemden waren goed, gekke pakjes fout. Klassiek en jazz waren voor oude mensen, telden dus sowieso niet mee. Hoe heerlijk overzichtelijk was het leven.

schutting2Terugkijkend over meerdere decennia lijkt de ontwikkeling van mijn muzieksmaak het meest op het geleidelijk, één voor één, omvallen van hekken en schotten. Er gaat eigenlijk niets af, er komt alleen steeds meer bij. En dat proces gaat tot op de dag van vandaag door. Herkenbaar? (meer…)

Het nieuwe Spinvis-album

Op Goeie Nummers probeer ik de waan van de dag te mijden. Tijdloze muziek, tijdloze vragen over muziek, daarover moet het bij voorkeur gaan. Vandaag voert de actualiteit toch de boventoon, want vorige week – precies op mijn verjaardag, 2 oktober, dat kan geen toeval zijn – verscheen het nieuwe album van Spinvis: 7.6.9.6. Een mysterieuze woordloze titel die er natuurlijk om vraagt door Spinvis-exegeten te worden uitgeplozen.

In een interview las ik dat 7.6.9.6. vanwege de splendid isolation van corona wederom vooral huisvlijt was geworden, net als Spinvis’ baanbrekende debuutalbum uit 2002. Op dat titelloze debuut had Erik de Jong, zoals Spinvis voor de burgerlijke stand heet, vrijwel alles thuis in zijn eentje in elkaar geknutseld met behulp van echte instrumenten en allerlei elektronica. Ik was benieuwd of die werkwijze weer zo’n bijzonder album zou opleveren. (meer…)

Het weekend kan beginnen

sterrenhemelDeze week op Goeie Nummers geen diepzinnige bespiegelingen over het wezen van de popmuziek of voorspellingen hoe het daarmee verder zal gaan. Wel even de spotlight op gewoon een paar associatief gekozen goeie nummers. Van oude bekenden en nieuwe sterren aan het firmament.

London BridgeOp vrijdagmiddag ben ik toe aan wat rustgevende of juist opwekkende tracks. Jij ook? En dan komt Westerman (voluit Will Westerman) goed van pas. De 28-jarige singer-songwriter uit Londen heeft net zijn eerste album Your Hero Is Not Dead uitgebracht. De Volkskrant noemt hem vanwege zijn troostrijke popliedjes ‘de juiste man op het juiste moment’. Dit is zijn single Confirmation uit 2018. (meer…)

Topsport op rijpere leeftijd

399px-Hans_VandenburgEen van de eerste Nederpopbands die ik als tiener in mijn hart sloot was Gruppo Sportivo, in 1978 goed voor hits als Hey Girl en Disco Really Made It. Maar ik had al een hele tijd niet meer aan de Haagse band van frontman Hans Vandenburg gedacht – tot ik eerder deze week mijn versie van de KINK Album Top 1000 ging samenstellen.

Kink betere uitsnedeDaar in die lange KINK-groslijst trof ik de eerste twee, inmiddels klassiek geworden, Gruppo Sportivo-albums aan: 10 Mistakes en Back to 78. Platen om nooit te vergeten. Supermeezingbare liedjes die ook nog eens razendknap in elkaar zitten. Draai Beep Beep Love, Bernadette en Tokyo nog maar eens als het nodig is het geheugen op te frissen. (meer…)

Het raadsel Nick Lowe

Nick Lowe jongDe carrière van Nick Lowe is nauwelijks te bevatten. Eind jaren 70, begin 80 beleeft de Britse zanger-basgitarist successen als solo-artiest met inventieve maar weinig authentieke liedjes (I Love the Sound of Breaking Glass, Cruel To Be Kind). Terwijl zijn meesterwerken vanaf midden jaren 90 (The Impossible Bird, The Convincer) nooit meer dan een beperkte schare trouwe fans bereiken. Hoe kan dat? Is het een bewijs voor de stelling dat kwaliteit en commercieel succes gewoon niet kunnen samengaan?

boek Cruel To Be KindIk ging op zoek naar het antwoord in Lowe’s recente biografie Cruel To Be Kind, van de hand van popjournalist Will Birch. Birch sprak vele mensen uit Lowe’s omgeving, alsmede de man zelf, en biedt zo een mooi inkijkje achter de schermen van de publieke persona die de Engelsman ons laat zien. Zodat we geleidelijk steeds dichter bij de kern van het enigma komen. (meer…)

Gerechtigheid

Af en toe ontwaakt in mij een koene ridder die onversaagd en onbaatzuchtig opkomt voor de verdrukten der aarde. Meestal gaat het dan om ondergewaardeerde artiesten of platen. Daarbij bevind ik mij als 21e-eeuwse Robin Hood in goed gezelschap: in de popjournalistiek zijn zulke rechtvaardigheidscampagnes een genre op zichzelf geworden.

Zo heb je om te beginnen het fenomeen van het Vergeten Meesterwerk: een plaat dat om onbegrijpelijke redenen uit beeld is geraakt. Denk aan Tunnel of Love van Bruce Springsteen of Who Are You van The Who – doen ze een belletje rinkelen? Daarnaast zijn er de Icoon-Rehabilitatie-acties: een artiest die ooit door de hele popwereld werd omarmd maar daarna zo werd verguisd dat dit beeld inmiddels weer rechtgezet moet worden. Denk Sting, Mark Knopfler of Phil Collins. (meer…)

Ghosteen van Nick Cave: draak of meesterwerk?

ben ik nou gekSoms hoor je een plaat waar recensenten dolenthousiast over zijn, maar die jou niets doet. Je vraagt je af of het aan jou ligt, of je misschien nog een keer moet luisteren, op een beter tijdstip – en soms is dat ook zo – maar soms krijg je geleidelijk het vermoeden dat je misschien een van de weinigen bent die ziet dat de keizer geen kleren aanheeft.

mIchael kiwanukaIk had dat bijvoorbeeld bij Morning Phase van Beck, prominent aanwezig in de albumlijstjes van 2014: suffe prut van de voormalige ‘wonderboy’. En Michael Kiwanuka’s bejubelde Love & Hate uit 2016, dat mij in tegenstelling tot zijn eersteling volkomen koud liet. Vorig najaar kwam er een album uit dat zo’n zelfde discussie opriep, niet zozeer bij mij, maar tussen popjournalisten en fans: Ghosteen van Nick Cave. (meer…)

Kippenvel – Body and Soul

hoes Compositions van Anita BakerVanaf midden jaren 80 was de Amerikaanse soulzangeres Anita Baker the next big thing, de vrouw die de soul zou doen herleven. Ze won zes Grammy’s, was bij een breed publiek geliefd én bij popscribenten gewaardeerd om haar soepele stem, smaakvolle jazzy soulsongs, en iets wat je niet anders kunt aanduiden dan met het woord klasse. Slechts een paar jaar later was ze een oningeloste belofte geworden, een artiest die voor de een te glad en commercieel was en voor de ander te moeilijk of gewoon niet nieuw genoeg meer.

Anita Baker body & soulBizar. In mijn platenkast staan vier van haar cd’s: The Songstress (1983), Rapture (1986), Compositions (1990) en Rhythm of Love (1994). Vol met ijzersterke, fraai gespeelde en gezongen songs, die in vergelijking met de R&B van tegenwoordig verbazingwekkend puur klinken. Op Rhythm of Love, destijds door recensenten veelal als ‘te weinig avontuurlijk’ bestempeld, staat ook kippenvelnummer Body and Soul. (meer…)

Spiritualiteit in de rock-‘n-roll

god scrabbleDe ene god is de andere niet. Zeker in de popmuziek. In soul en zwarte gospelmuziek wordt hij volop aangeroepen, in de rest van de popmuziek schittert hij door afwezigheid of leidt hij een bestaan in de marge. De modale popliefhebber en -journalist lijkt knap selectief in zijn acceptatie van het religieuze element in de muziek.

Stevie Wonder middenGa maar eens bij jezelf na: stoort het je wanneer Stevie Wonder, Al Green of Mavis Staples het opperwezen om bijstand smeekt? Wanneer genade, een gebed of verlossing de hoofdrol opeisen in de nummers van Aretha Franklin, Marvin Gaye of Prince? Ik denk het niet. Deze omgang met god bevindt zich in het hart de popmuziek, wordt heel normaal gevonden.

slow train comingHoe anders is dat bij blanke popartiesten die getuigen van hun geloof. Ze zijn verbannen naar een klein hoekje van de popwereld met het opschrift ‘reli-pop’, waarin ze optreden voor eigen kring op gelegenheden als het Flevo Festival (tegenwoordig Graceland Festival). Een hoekje waar veel popliefhebbers met een grote boog omheen lopen. Of denk terug aan de hoon waarmee Bob Dylan in 1979 werd overladen na verschijning van zijn gospelalbum Slow Train Coming.

blauwe ogenWaarom we de ene god zo anders benaderen dan de andere, kan ik niet zo gauw zeggen. Het lijkt in elk geval onlogisch dat het om puur muzikale redenen gaat. Eerder, zo schijnt het me toe, komt het voort uit een ongeschreven regel die bepaalt dat we de ene god gastvrijer moeten ontvangen dan de andere, hoewel ze in naam naar een en dezelfde metafysische kracht verwijzen. Gelukkig word ik in die opvatting gesteund door de uitzonderingen op de regel: blauwogige artiesten die het religieuze en het wereldse in hun werk op een volkomen vanzelfsprekende manier laten samensmelten.

Van Morrison met veel schaduwBij oudgediende Van Morrison werden de vaste rhythm-and-bluesonderwerpen al heel vroeg afgewisseld met religieuze thema’s. Denk aan nummers als It Stoned Me en Into The Mystic van prachtalbum Moondance uit 1972. En aan zijn latere albums Saint Dominic’s Preview, Into The Music en Common One, die voor een groot deel in het teken staan van een mystiek verlangen.

hiss golden messengerEen andere, jongere artiest past ook goed in het rijtje uitzonderingen: Hiss Golden Messenger, nom de plume van de Amerikaanse singer-songwriter M.C. Taylor. In de liedjes van Hiss Golden Messenger is het godsbesef nadrukkelijk en tegelijk ongrijpbaar aanwezig. Op Haw (2013) en Bad Debt (2014) spreken de songtitels boekdelen (Devotion, The Serpent Is Kind (Compared To Man), No Lord is Free, Oh Little Light), maar de teksten zelf zijn nooit eenduidig – de worsteling lijkt voor Taylor minstens zo urgent als het geloof zelf.

hallelujah anyhowOp zijn sterke album Heart Like a Levee (2016) zijn de teksten wereldser, maar zijn het de muzikale gospelinvloeden die zijn folk- en countrynummers naar een hogere intensiteit brengen. Taylors werkstuk Hallelujah Anyhow (2017) werd door de critici bijvoorbeeld getypeerd met de woorden ‘liefde wint het van duisternis’. Ergens tussen vrees en hoop, tussen geloof en twijfel, daar waar het onderscheid tussen etnische groepen geen rol speelt, daar demonstreert Hiss Golden Messenger zijn aanhankelijkheid aan het hogere. Check him out.

Goeie popcasts

podcastIn de media las ik dat podcasts helemaal hip, hot en happening zijn. Deze zorgvuldig gemaakte radioprogramma’s zouden vaak de diepgang bieden die elders ontbreekt. Ik vond het heel aanlokkelijk klinken, maar er was één probleem: wanneer moest ik in hemelsnaam naar zo’n podcast luisteren?

koptelefoon 2Als ik zit te lezen leidt het gesproken woord me te veel af. Autorijden en joggen doe ik bijna nooit en wandelen doe ik altijd samen met iemand anders. Het duurde een hele tijd, maar toen vond ik de oplossing – sinds kort kan men mij, getooid met draadloze koptelefoon (uitvinding van de eeuw!), op de maat van onhoorbare muziek in de keuken zien zwaaien met potten, pannen, pollepels en preistengels.

podcast imagesOp mijn telefoon staan de gratis apps Stitcher en RadioPublic, die toegang bieden tot een heleboel Engelstalige podcasts, onder meer over het belangwekkende onderwerp popmuziek. Vanwege de keuzestress beperk ik mij voorlopig tot twee ‘popcasts’: SwitchedOnPop en Song Exploder. Beide series wisselen gesproken woord en muziek op een prettige manier met elkaar af en combineren diepgang met een luchtige toon.

Martha and The VandellasSwitchedOnPop (Stitcher) wordt gepresenteerd door musicoloog Nate Sloan en liedjesschrijver Charlie Harding. In elke aflevering (30-55 min.) ontleden de twee mannen met enthousiasme wat een bepaald liedje nou zo goed maakt: klassiekers als Dancing In The Street van Martha and The Vandellas en I Get Around van The Beach Boys, maar ook hedendaagse hits van Drake of Katy Perry. Af en toe legt Nate een muziekterm uit, en dat geeft helemaal niet – daar word je alleen maar wijzer van.

Fleetwood MacIn Song Exploder (RadioPublic) onthult een artiest in 15-20 minuten stapsgewijs de ontstaansgeschiedenis van een bijzonder liedje uit zijn of haar repertoire, onder meer met demo-versies en afgekeurde opnames. Vaak zijn het nummers van nu, maar soms duikt men de geschiedenis in. Zo doet Lindsay Buckingham van Fleetwood Mac de oorsprong van Go Your Own Way (Rumours, 1977) uit de doeken, inclusief de bijbehorende relatieperikelen tussen hemzelf en Stevie Nicks. Het bijzondere van Song Exploder is dat je een lied als het ware onder je oren hoort ontstaan – best verslavend.

Jan RotGelukkig zijn popcasts geen louter Engelstalige aangelegenheid. In de serie Met Groenteman in de kast interviewt journalist Gijs Groenteman wekelijks iemand die hem onlangs in het nieuws is opgevallen, en dat zijn geregeld popartiesten, zoals singer-songwriters Yorick van Norden, Spinvis en Jan Rot. Groenteman gaat echt de diepte in – deze podcasts duren ongeveer een uur.

Kok Keuken HandenMijn conclusie: de positieve verhalen over podcasts zijn niet overdreven. Je moet er alleen even wat tijd voor vrijmaken en een goede gelegenheid vinden om ernaar te luisteren. Maar hoe moeilijk kan dat zijn?