
Een week geleden werd ik geveld door de griep, inclusief koorts en zwakke benen, maar sinds gisteren ben ik weer op. In die afgelopen week viel me op hoe vreemd mijn zintuigen reageerden op de ziekte, en wat er veranderde op het moment dat ik begon te herstellen. Alsof de griep niet alleen iets was dat ergens in mijn binnenste huisde, maar vooral ook de buitenwereld op een heel andere manier in mijn systeem liet binnenkomen.
Geuren die normaal prettig zijn, zoals vers gezette koffie, waren misselijkmakend. Eén slokje bouillon voelde als een baksteen op mijn maag. De geluiden die ik hoorde, waren omgeven door een soort korte microfoonruisjes, de stilte ’s nachts kreeg er een soort gesuis in de verte bij. Eén keer hoorde ik zelfs een onverwachte hemelse gong – je zou er bijna van schrikken, zeker zo kort na je 60e verjaardag.
Muziek, toch een van ’s levens grote troosters en helers, kon ik in het begin helemaal niet verdragen. Ik taalde er niet naar. Toen het wat beter ging, waren de staccato bluesy accenten van Tom Waits’ Heart Attack & Vine me al snel te veel. En Lucinda Williams, waarom zong die vrouw zo vlak en nadrukkelijk? En sowieso kon ik geen enkel liedje twee keer horen.
Een ander merkwaardig verschijnsel: het ongewoon lange na-ijleffect van elke sensatie. Na het kijken van een verkiezingsdebat moest ik de hele nacht – notabene om VVD-lijsttrekker Yesilgöz te helpen – scrabble-oplossingen op kiezersvragen neerleggen. Een baklucht van pannenkoeken die in één minuut de slaapkamer binnenkwam bleef 12 uur in mijn neus hangen. Net als de smaak van dat ene slokje bouillon.
Het na-ijleffect deed zich ook bij muziek voor, toen ik daar weer naar kon luisteren. Elk liedje had de neiging een oorwurm te worden. Iets wat je vriendelijk verwelkomt maar waar je niet meer vanaf komt. Mijn gebruikelijke remedie – nieuwe liedjes binnenlaten die de oorwurm het andere oor uitduwen – werkte maar kort, op de een of andere manier dook die plakker steeds weer op.
Een echte remedie vond ik niet. Maar gelukkig doet de tijd zijn werk, in samenwerking met het wonderbaarlijke herstelvermogen van ons lichaam. Muziek wordt gelukkig alweer steeds fijner voor mijn oren. Zo luister ik nu naar een ‘Daily Mix 3’ op Spotify, met veel mooi nieuw werk van Nederlandse artiesten.
Zoals Lightyears Better van Tim Knol, zo’n nummer dat eerst wat onhandig klinkt maar zich geleidelijk steeds prettiger in je systeem nestelt. Een beetje Dire Straits-achtig zelfs, dat had ik nog niet achter de bard uit Hoorn gezocht. Of het aanstekelijke Changing Lanes van Maurice van Hoek. Of It’s So Easy van Dawn Brothers, waarvan de zang zelfs herinneringen durft op te roepen aan The Band. En oké, de laatste: Before The Storm van Bertolf en Ilse de Lange. Vier nagelnieuwe pareltjes van eigen bodem – check ze uit!

Metaforen zijn geinige dingen. Door twee verschillende begrippen aan elkaar gelijk te stellen ken je aan het eerste begrip de eigenschappen van het tweede toe. Als je bijvoorbeeld net als Rinus Michels zegt dat voetbal oorlog is, ken je het populaire balspel automatisch eigenschappen toe als gewelddadig, doelgericht en meedogenloos – en worden andere eigenschappen van de sport, zoals schoonheid, plezier en sportiviteit, buiten beeld geplaatst. Een metafoor is een toverstokje.
Vorige week linkte Goeie Nummers naar
Maar met dat linkje van vorige week was ik nog niet van het onderwerp af. Het bleef me achtervolgen, en ik werd getroffen door een opvallende parallel met mijn dagelijks werk in copywriting en communicatie. Want volgens veel communicatie- en retorica-deskundigen worden maatschappelijke discussies tegenwoordig in grote mate gekenmerkt door ‘framing’, in feite niets meer of minder dan een vorm van handig metaforen-gebruik.
Politici en andere opiniemakers laten je door een slim gekozen kader (frame) naar een bepaald onderwerp kijken, met als uiteindelijk doel om hun eigen oplossing geaccepteerd te krijgen. Ze presenteren bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek als ‘lastenverlichting’, die de burger helpt ontsnappen aan staatsdwang (rechts) – of juist als ‘villasubsidie’, die de rijken ten onrechte bevoordeelt (links). De onderliggende – niet uitgesproken – metafoor in het eerste frame is: de staat is een machtshongerige machine, in het tweede is de staat een rechtvaardige ouder.
Als je gewapend met deze kennis nog eens naar
Volgens de beste redenaarswetten maakt McBroom gebruik van de ‘drieslag’ van foute oplossingen om met de vierde haar gelijk te halen (wie deze week filmfragmenten met Martin Luther King zag, zal de vorm herkennen). En dat haar eigen oplossing klinkt precies op het moment dat de melodie weer thuiskomt in het beginakkoord, zal ook geen toeval zijn. Dit is geen dichtkunst meer, dit is je reinste retorica. En knap overtuigend. Een goede dichter is een beetje een spindoctor. Of moet elke goede spindoctor een beetje een dichter zijn?
Spijt is een indringer die zich doorgaans moeilijk laat verdrijven. Filosofen van de
Luister maar naar
In deze coronatijd moeten we vanwege de ‘intelligente lockdown’ heel wat moeilijke dingen leren: gepaste afstand houden, hulp vragen – en alleen zijn. Vooral voor alleenstaanden kan dat laatste zwaar zijn. Een hug, een schouderklopje, samen eten, drinken, smoezen of bingewatchen – een groot deel van de dingen die het leven normaal kleur geven zijn nu onmogelijk.
In de krant las ik gisteren
Een tijdje geleden werd mijn aandacht getrokken door
Toch zit er natuurlijk ook een pijnlijke kant aan deze bevindingen. Onderzoeksleider
Op ieder potje past een dekseltje, wordt wel gezegd. De connotatie van het gezegde is weinig vleiend. De boodschap zal ook maar moeilijk doordringen tot alleenstaanden die al een tijd verlangen naar een betekenisvolle vaste relatie. Bij hen kan maar al te gemakkelijk de overtuiging postvatten dat ze op de een of andere manier niet geschikt zijn voor zo’n verbintenis. En dan wordt de drempel wel heel hoog – een vicieuze cirkel dus.
Er moeten ongeveer evenveel mannen als vrouwen zijn die aan deze aandoening lijden. Toch
Klimaatverandering heeft niet alleen impact op de fysieke wereld, ook onze geestelijke gezondheid kan erdoor aangetast worden. Sommige mensen voelen zich zo schuldig en/of machteloos dat ze gebukt gaan onder
Maar als je er op tijd bij bent, kan humor soelaas bieden – die gedachte moet Andy Revkin hebben geïnspireerd tot zijn protestsong
Een zwaardere pil schreef de Brit
Alsof Wallinger de huidige maatschappelijke polarisatie drie decennia geleden al voorzag, is er in het begin van het lied nog een ‘wij’, maar dat splitst zich al snel op in een ‘jij’ en ‘ik’: jíj gaat boeten voor je zonden, ík neem er afstand van. Maar waar moet die ‘ik’ dan heen? is de logische vraag – we hebben maar één planeet.
Dat beseft de zanger, die zijn loopbaan begon als toetsenist bij The Waterboys, ook wel. Ship of Fools is geen rechtstreekse call to action, maar een waarschuwingsboodschap, een eighties-equivalent van Bob Dylans A Hard Rain’s a Gonna Fall uit 1963, maar dan met catchy popritme. Wallinger wil ons losweken uit onze lethargie. Met de cynische uitnodiging waarmee het lied afsluit, ‘All aboard’, maakt hij duidelijk dat iedereen een keuze heeft: je hóéft de loopplank niet op te gaan. Je kunt iets doen – door het schip met dwazen zonder jou te laten doorvaren.
Ship of Fools was World Party’s bekendste hit. In 2018, ruim dertig jaar na de oorspronkelijke release, besluit Wallinger het opnieuw uit te brengen, met
Als we veel folk-, country- en bluesnummers mogen geloven, is de drank het geneesmiddel van eerste keus bij verdriet en eenzaamheid. Maar na de roes en de vergetelheid volgt ook altijd weer de kater. De schaamte en de nadorst. Die zich het liefst laten verdrijven door een borrel of biertje. En als dit gedrag inslijt kun je wel spreken van een serieus alcoholprobleem. Net als wanneer de fles de vaste metgezel wordt op eenzame avonden.
Maar wie, behalve de verslaafde zelf, kan hem of haar er vanaf helpen? Familie en partner raken snel verstrikt in gevoelens van machteloosheid. Buitenstaanders bieden veel remedies maar vooral ook veel onbegrip. Ex-lotgenoten zijn in een betere positie om te helpen. Vooral wanneer ze goede liedjes schrijven, zoals de singer-songwriter Mary Gauthier (New Orleans, 1962).
Gauthier, als kind geadopteerd door een ongelukkig getrouwd echtpaar, raakt op jonge leeftijd al verslaafd aan alcohol en drugs. Op haar 35
In
In het refrein steekt Gauthier haar (voormalige) lotgenoten nog nadrukkelijker een hart onder de riem. Vissen zwemmen, vogels vliegen, vaders schreeuwen en moeders huilen, oude mannen peinzen, zingt ze. Het is hun wezen, ze kunnen niet anders. En ik? Ik ben een drinker. Net als jij, lijkt ze te zeggen tegen wie het horen wil.
Gauthier doet niet aan ontkennen, bagatelliseren of romantiseren. Geen uitvluchten alsjeblieft. Aanvaarding is de sleutel. Je hoeft je niet schuldig te voelen. Als je geen drinker was, had je ook niet gedronken. Exit dat fnuikende gevoel van falen, dat je weer naar de fles doet grijpen. Sterker nog, een geliefde die jou dat slechte gevoel geeft door je te willen veranderen, da’s pas erg. Dan is een glas whiskey beter gezelschap.
Geen wijzend vingertje, geen melodramatisch gedoe, geen hallelujah. Dit lied is geen opgepoetste levensles. Wel overtuigend. Alleen door te accepteren wie je bent kun je een begin maken met het aanpakken van je probleem.
Een liedje, eenmaal vastgelegd en ter wereld gebracht, blijft steeds hetzelfde. Maar jijzelf verandert wel. Er zijn liedjes die na verloop van tijd hun bekoring verliezen, andere hebben de bijzondere eigenschap dat ze met je mee lijken te groeien. Dat je er elke keer weer iets nieuws in hoort. Bob Dylans ‘Going, Going, Gone’ van
In 1978 viste ik als middelbare scholier bij de lokale platenboer een afgeprijsd exemplaar van Planet Waves uit de bakken. Met zo’n knipje (cut-out) erin. Ik kocht hem vooral omdat The Band erop meespeelde, ik was toen nog niet zo’n Dylan-fan. Het Canadees-Amerikaanse vijftal had Dylan al in 1966 begeleid tijdens de roemruchte toernee waarop hij ‘elektrisch ging’, en hun unieke samenspel maakt Planet Waves tot een echte bandplaat.
Het album opent voor Dylans doen uitermate vrolijk met het up-tempo ‘On A Night Like This’. Als die klanken zijn weggestorven volgt een slepend, bijna onheilspellend intro. Als de ochtend na een wild dansfeest. Robbie Robertsons gitaarlicks klinken alsof ze door een samengeknepen strot naar buiten worden geperst.
‘I’ve just reached the place where the willow don’t bend.’ Het beeld dat oprijst uit die eerste regel, een van de mooiste uit de popmuziek, raakt me elke keer weer, en steeds blijft het haken aan iets anders in mijn leven. Als tiener zag ik een desolaat landschap, een boom die niet verder wil buigen voor de wind, een eenzame reiziger die weg wil uit een verstikkende situatie. En ik liet me meevoeren op de klanken.
Later, toen ik als twintiger vastzat in een onmogelijke liefde, resoneerde vooral de diepere laag: de onmacht en de zoektocht naar een uitweg. Dylans stem klinkt in dit lied misschien wel indringender en persoonlijker dan ooit, hij zingt alsof zijn leven ervan afhangt. En misschien was dat ook zo; veel popcritici wezen op de zinsnede ‘I’ve been livin’ on the edge / Now, I’ve just got to go before I get to the ledge’.
Het lied toonde mij toen hoe je je uit een kluwen van destructieve krachten – van buiten, maar ook van binnen – kunt bevrijden. Het leek tegen me te zeggen: ‘ergens in jou zit een harde, onaantastbare kern waar niemand aan kan komen, jouw levensdrift die niemand je kan afpakken.’ Dylans refrein gaf me een zetje: ik ga, ja ik ga, ik ben weg. Dank je, Bob.
Jaren later, toen ik in een zware periode te lang achtereen uit mijn reservoir van troost en medeleven had geput, dook die beginregel opnieuw in mijn hoofd op. Hij hielp me om te erkennen dat ik aan het eind van een pad was aanbeland, dat ik een afslag moest pakken. Bijzonder dat een lied zo lang met je meegaat en steeds weer betekenisvol kan zijn.
‘Going, Going, Gone’ mag dan vooral een lied voor donkere tijden zijn, er moeten vast ook meegroeiliedjes met een totaal ander karakter te vinden zijn. Misschien zelfs echte happy songs die samen met jou volwassen en oud willen worden. Heb je een mooi voorbeeld, deel het hier op Goeie Nummers!
Er zijn van die liedjes die me altijd opvrolijken, hoe chagrijnig of lamlendig ik me op dat moment ook voel. Vaak ongecompliceerde deunen die toch uitnodigen om nog een keer op te zetten. Vandaag presenteer ik er een paar die jou hopelijk ook goeie zin geven.
Juan Luis Guerra (Santa Domingo, 1957) is sinds de jaren 80 een hele grote meneer in Latijns-Amerika. Wereldwijd verkocht hij miljoenen platen en won hij diverse Grammy’s. Zijn album Todo Tiene Su Hora (2014) opent met het onweerstaanbare
Chet Atkins en Mark Knopfler tappen op hun samenwerkingsalbum Neck and Neck (1990) uit rustiger vaatje met
Als de magie van Atkins en Knopfler een beetje is uitgewerkt, kan ik bij Jesse Dayton terecht. De Texaanse zanger-gitarist die onder andere Johnny Cash en Waylon Jennings begeleidde, bracht in 2004 het solo-album Country Soul Brother uit, met daarop de dopaminerijke uptempo countrypunk-gospeltrack
Wij mensen zijn natuurlijk au fond een stelletje slampampers, met al onze verkeerde gewoontes: te veel drinken, eten, werken en piekeren en te weinig sporten, ontspannen en liefhebben. We nemen ons dan ook geregeld voor, met name aan het begin van het nieuwe jaar, om het nu eens anders te aan te pakken. We weten in ons hart ook best hoe dat moet. En toch, eerlijk is eerlijk, komt er meestal niet veel van. Het vlees is nu eenmaal zwak.
En daar zitten we dan ook nog eens mee. Raymond van het Groenewoud heeft deze terugkerende paradox prachtig weten te vangen in een lied op zijn album De laatste rit uit 2011. De Vlaamse veteraan, die al menig klassieker op zijn naam heeft staan – denk aan
Bij de eerste regels ben je meteen wakker: ‘Niet met een heel jong meisje / Niet met een and’re man / Ook niet met and’re dieren / Daar komt ellende van’. De kerkelijke verboden die de Belg waarschijnlijk met de paplepel zijn ingegoten veranderen verderop in het lied in meer universele deugden: mededogen, naastenliefde, ruimhartigheid en vasthoudendheid. Prachtige idealen, stuk voor stuk de moeite van het nastreven waard, zoveel maakt Van het Groenewoud wel duidelijk.
De uitkomst echter, alles overziend, is steeds dezelfde: ‘Ik weet het wel / Ik ken dat lied / Ik weet het wel / Maar ‘k onthou het niet.’ De zanger beseft dat zijn eigen gedrag angstwekkend ver van het ideaal verwijderd blijft. De onmacht lijkt hem in zijn greep te krijgen. In het tussenstuk schreeuwt hij het uit: ‘Maar ‘k onthou het niet, ‘k onthou het niet / Het is te moeilijk, ’t is te moeilijk.’
In de eeuwige strijd tussen verheven idealen en het menselijk tekort vindt Van het Groenewoud geen hulp in de goede maar juist in een slechte eigenschap. Een falend geheugen als medicijn. Aanvaard je beperkingen, zo luidt de boodschap van de zanger, zodat je niet aan zelfhaat ten onder gaat. Hij wijst ons handzaam de weg door het laatste refrein bewust niet af te maken. Zijn laatste woorden zijn ‘ik weet het wel’ – zodat we het zelf mogen aanvullen.
Van alle irrationele angsten, inclusief claustrofobie en hoogtevrees, is xenofobie misschien wel de vervelendste. Vanwege de besmettelijkheid maar ook omdat het niet alleen de patiënt maar ook anderen zo sterk kan schaden en uiteindelijk zelfs hele samenlevingen kan ontwrichten.
Kan muziek dan misschien helpen tegen de angst voor het vreemde? Jan Raes, directeur van het Concertgebouworkest, denkt in elk geval van wel. Onlangs betoogde hij op verschillende podia hoe muziek weliswaar afbakent, maar vooral ook grenzen overschrijdt.
Afbakenen? Jazeker. Je muziekkeuze laat tenslotte zien tot welke groep je behoort, net als je kleding, haardracht enzovoort. In je tienerjaren zet je je er zelfs vaak uitdrukkelijk mee af tegen de ‘foute’ andere groep: Provo’s tegen Disco’s, Rockers tegen Mods. Maar ook later, minder bewust, zitten we vaak vooral gezellig in onze eigen bubbel. De witte mensen bij country, de zwarte bij hiphop. Ietsje overdreven, maar verder klopt het. Dus zo kan muziek inderdaad onze eigen identiteit bevestigen.
Toch geloof ik dat de grensoverschrijdende kracht van muziek veel groter is. Helemaal wanneer muziek zijn sociale geneespotentieel volledig uitbuit. Zoals The Scene deed in
Onlangs wees iemand me ook op het bijzondere verhaal van de Arabisch-Joodse Riff Cohen (1984), die met haar persoon, haar teksten – in het Frans, Hebreeuws en Arabisch – en haar middenoosters-noordafrikaanse muziek moedig een brug slaat tussen werelden die totaal van elkaar gescheiden lijken te zijn.
Maar ook als muziek of tekst minder expliciet zijn, werkt muziek eerder verbindend dan verdelend. Kijk maar eens hoe weinig haat-songs er zijn, en hoe weinig groepen die haat prediken. Wij mensen vinden dat gewoon niet fijn. Daar hebben we muziek toch niet voor uitgevonden? Het is niet voor niets dat muziekklanken meestal helemaal geen (verstaanbare) woorden nodig hebben om begrepen te worden.
Luister maar naar
Soms betrap ik me erop. Ik word boos op de verstopte sproeiarmen van de vaatwasser. Een uitspraak van een reaguurder blijft nazeuren in mijn hoofd. Ik vraag me af waarom ik zo weinig likes heb gekregen op mijn nieuwe profielfoto. Op zo’n moment heb je een reset-nummer nodig: een liedje dat je feilloos herinnert aan wat er werkelijk toe doet in het leven.
Een van zulke reset-nummers staat op het album En toch van nederpopicoon Henny Vrienten uit 2014.
En hetzelfde geldt voor woede, haat, afgunst, aanzien en status, dingen die je af en toe kunnen doen vergeten waar het in wezen om gaat: degene die jou in je waarde laat, die je het liefste kust, die je ’s nachts troost. Vrienten, ondersteund door een fraai koortje van zijn jonge begeleidingsband met zijn zoon Xander, slaat de spijker op zijn kop. Want je weet wel wat echt belangrijk is, maar je vergeet het zo gemakkelijk!
In het refrein verschuift de betekenis van overgaan: ‘het gaat nooit over’. En als om je te verzoenen met het feit dat ook de antwoorden steeds opnieuw moeten worden gezocht, zingt Vrienten ‘waar het echt om gaat, dat zie jij later wel’.
Ook de Amerikaanse singer-songwriter James Taylor weet hoe hij een luisteraar kan resetten. Zijn
Taylor begrijpt je, met je vluchtgedrag en je ontkenningen en alles, maar uiteindelijk kun je dat toch beter loslaten, zegt hij. Geef maar toe hoe het op dit moment piept en kraakt bij jou, stop maar met de schijn ophouden voor de wereld. Stel je open voor je geliefden, dan gaat alles beter. Je zult het zien.
De symptomen van deze veelvoorkomende aandoening lopen uiteen van hoofdpijn en brandend maagzuur tot stress en dufheid. Maar de onderliggende kwaal is een en dezelfde: volwassenheid. Of, andersom bekeken, een tekort aan kinderlijkheid.
De transformatie van kind naar volwassene gaat zo geleidelijk dat je het kantelpunt waarschijnlijk niet eens kunt aanwijzen. Maar op een bepaald moment constateer je simpelweg: je moet je gaan gedragen. Serieus worden. Stampen in plassen mag niet meer. Fluiten op je vingers evenmin. Er zijn ten slotte verantwoordelijkheden. Het leven is te belangrijk geworden.
Je kunt aan die druk ontsnappen door vergetelheid te zoeken in drank en drugs en andere excessen. De rock-‘n-roll biedt daar voldoende middelen voor, zowel in de muziek als in de omgeving ervan. Maar het kan ook anders. Dat laat Jonathan Richman (Boston, 1951) al sinds begin jaren ’70 horen.
Luister maar naar
Het kind zit in je, lijkt Richman te zeggen. Misschien diep weggestopt, maar het zit er. Hij roept het wel even voor je op. Bijvoorbeeld met
Er is geen enkel liedje dat je van je geldzorgen af kan helpen – tenzij jij degene bent die er een hit mee scoort. Maar een goed liedje op het goede moment is wel
Heel bekend, en heel duidelijk in zijn boodschap, is
In een reeks scenes die doet denken aan Sam Cooke’s klassieker
Een heel andere uitweg uit de financiële malaise komt van de Amerikaanse band Fountains of Wayne. In
Edoch, terwijl het ritme onbekommerd doordendert weet de zanger de moed erin te houden, zelfs als de zwaargebouwde vrienden van zijn schuldeiser al door het raam naar binnen klimmen. ‘Take a seat, I’ll be back in a flash,’ zegt hij nog. Tegen de achtergrond van rondzwervende synthesizers zie je hem als een Houdini via het wc-raampje ontkomen terwijl de verbouwereerde kleerkasten elkaar verwijtend aankijken.
Je slaakt een zucht van verlichting. Ondanks alles blijkt het mogelijk om jezelf op miraculeuze wijze uit de penarie te bevrijden. ‘Bop shoo wop, bop bop shoo wop’. Minstens een nummer lang.
‘Muziek tijdens operatie leidt tot minder angst en pijn’ kopte
Jeekel sprak zelfs van ‘wereldnieuws’ en benadrukte dat het om hard wetenschappelijk bewijs gaat. Maar intuïtief wisten wij muziekliefhebbers allang
Het kan dan ook geen toeval zijn dat zo veel artiesten de dokterstitel voeren – van Dr. John (Mac Rebennack), Doctor Feelgood en Doc Watson tot rappers Dr. Dre en Love Doctor – zonder zich maar een minuut te bekommeren om het ontbreken van de vereiste diploma’s. En het is ook niet voor niets dat zoveel liedjes een medische professional in de titel hebben staan, bijvoorbeeld
In navolging van auteurs Susan Elderkin & Ella Berthoud, die in De Boekenapotheek laten zien hoe je jezelf al lezende kunt genezen, onderzoekt Goeie Nummers de komende tijd welke muziek helpt bij gezondheidsproblemen. En dan gaat het niet over de vraag of blues inderdaad helpt tegen de blues of in hoeverre break-up songs een gunstig effect hebben bij liefdesverdriet, maar of er specifieke songs zijn die heilzaam werken tegen specifieke klachten. Goeie Nummers wordt dan even synoniem met Geneeskrachtige Nummers.
De eerste doen we hier even heel kort:
Ook ‘Bad Case of Lovin’ You’ hoort daarbij. In dit Geneeskrachtige Nummer lijkt de genoemde arts trouwens niet meer dan een rekwisiet te zijn. De zanger geeft immers zelf al de diagnose: het is de liefde, die ‘vreemde ziekte’ (
De succesvolle Zwitsers-Britse filosoof Alain de Botton publiceerde in 2013 het boek Kunst als therapie en demonstreerde die medicinale werking een jaar later aan de hand van diverse schilderijen in ons eigen Rijksmuseum. Nou wil ik best even meegaan in die gedachte, maar als er één kunstvorm is met genezende krachten, dan is dat natuurlijk de popmuziek, met haar combinatie van meeslepende klanken en kernachtige poëzie die recht naar het hart gaat. Daarom hier 5 manieren waarop de rock & roll ons kan helen.
Last van verveling? Popsongs leiden je vaak fantastisch af van alle narigheid in de wereld. Het is niet voor niets dat ziekenhuizen op kinderenafdelingen tegenwoordig zelfs DJ’s inzetten – zie foto. Voor de gewone huis-, tuin- en keukenlamlendigheid werkt het natuurlijk ook prima. Hoe over-de-topper, hoe beter. Neem bijvoorbeeld
Moeite om op gang te komen? In zijn boek Musicophilia vertelt de onlangs overleden neuroloog Oliver Sacks prachtig hoe muziek met Parkinsonpatiënten kan doen waartoe woorden en medicijnen niet in staat zijn: hen in beweging krijgen. Deze wonderbaarlijke therapie is overigens ook breed inzetbaar bij alledaagse opstartproblemen. Begin de ochtend met een shot
Verscheurd door verdriet? Muziek kan ons beschutten als een warme deken. Soms zijn de klanken van instrumenten al voldoende, maar op andere momenten heb je de stem van een medemens nodig. En sommige stemmen in de popmuziek bezitten een troostende kwaliteit waar geen pijnstiller tegenop kan. Probeer eens James Taylor met
Gekrenkt, gefrustreerd, bezorgd? Dat is wel een van de moeilijkste. Als ‘Don’t Worry, Be Happy’ van Bobby McFerrin niet baat, heb je waarschijnlijk zwaarder geschut nodig. Dan is het tijd om de duivel recht in de ogen kijken. Volg het recept van Raymond van het Groenewoud en zing met hem:
Onrustig, een vage ontstemdheid? Daarvoor hebben we altijd nog Little Feat. Niet alleen funkrockt deze Southern-Rockband op onnavolgbare wijze, in 1974 maakten de mannen met 


